BOTANICUS PRO FORMA.

zoo iets zeldzaams bij elkaar gezien. Ik zei zoo juist 'n paradijs, want dat is 't !"

Die loslippigheid van Karei, komt beslist van den borrel, — meende „de pers", terwijl Pa Schot en Rosalie met aandacht zijn toespraak aanhoorden.

„Ik hoop, mijnheer Schot, vooral nu, waar ik van heden af ook ingezetene van deze gemeente ben geworden, dat het geluk mij beschoren is, nog menigmaal dit paradijs te mogen bezoeken. Het is u mogelijk vreemd — vergeef me deze vrijpostigheid, — maar juist in de botanische wetenschap ontmoeten de zielen elkander, die...."

„Kom, kom, niet zoo somber," viel Pa Schot hem in de rede, want dat gewouwel begon den ouden baas braaf te vervelen, „dat is 'n kwestie van later, hoor. Laten we nu eerst 'n ander paradijs gaan. Wie me lief heeft, volge mij."

(Wordt vervolgd).