TOONEEL OVERZICHT

door HENRI BOREL.

flets over het Theatre du Grand Guignol).

Iedere Nederlander, die belang stelt in Tooneel, komt, als hij te Parijs is, onvermijdelijk in het Theatre du Grand Guignol terecht, in de Rue Chaptal. Men is zeker, er de griezeligste emoties te ondervinden en tóch zijn het niet bepaald draken te noemen. De namen der schrijvers van het repertoire, b.v. Octave Mirbeau, Alfred Savoir, Pierre Wolff, Lenormand, Antoine, Max Maurey, Lucien Decaves, Pierre Veber, Ch. Méré e, a. zijn in de tooneel- zoowel als in de letterkundige wereld als serieus bekend. Toch noemt met de Grand Guignol terecht het Theatre de la Peur. De menschen komen er om die angstige rillingen over den rug te krijgen en die benauwende beklemmingen om het hart, die zij als een soort genot ondergaan, dat dichter bij sadisme is dan zij zelf wel willen weten. Of deze ijselijkheden nu wel Kunst zijn? Ik vrees van niet; ik ben er wel zoo ongeveer zeker van, dat zij een ontaardingsverschijnsel van kunstsmaak zijn. Wat echter voorzeker wèl kunst is, dat is het spel; wat hier qua tooneelspéélkunst wordt vertoond, is ongetwijfeld, althans zooals ik het nu pas weer gezien heb, van het beste. Ik zou zelfs iederen jongen tooneelspeler durven aanraden, hier eens minstens een jaar in de leer te gaan. Ook het komische genre wordt er tegenwoordig beoefend naast het bijna melodramatische.

Een tweetal te samen werkende auteurs, André Delorde en Léa Marchès hebben een drama in 2 acten voor de Grand Guignol geschreven, „1'Homme de la Nuit", waarvan zij de clou ontleend hebben aan een fait divers uit de crimineele rubriek in de pers, het schenden van graven en 't berooven van vrouwenlijken om hun haardos.

Als het gordijn opgaat, zien wij een gezellige drawing-room (de plaats van handeling is in Engeland), waar de schilder William Halders en zijn vrouw een paar gasten ontvangen 's avonds. Buiten ziet men als sombere achtergrond een laan