OUDE DORPSFIGUREN.

Snoek!, waarop de ongelukkige bleek kon afdruipen, om thuis zijn pak slaag in ontvangst te nemen....

Maar nu was het voorbij en meester stond tevreden onder de rekenles zijn nieuwen Gouwenaar te rooken, terwijl voor de school de boomen, met hun kale grijptakken om blaadjes te bedelen stonden bij de zon, die aan de teerblauwe voorjaarslucht voortkroop.

Ik zat toen in de hoogste klas en zou binnen enkele weken mijn school gaan verlaten om te komen op een stadsschool en ik keek naar meesters rookwolkjes, die kalmpjes naar boven grilligden of 'r geen haast in de wereld was.... Terwijl meester ons rekenles gaf, schreven ze in de andere klas, wat natuurlijk met eenig rumoer en kleine zondetjes gepaard ging.

En hoe het gebeurde opeens, wist niemand, maar daar bij de deur stond een heel lange meneer, die na even te hebben rondgekeken regelrecht op meester toeschoot, met de woorden:

„Meneer, ik ben de nieuwe schoolopziener van dit district!"

En meester, die zoo geschrokken was van dit onverwachte bezoek, wat hij anders altijd van te voren had mogen vernemen, had bijna zijn Gouwenaar gebroken. Dan stak ie hem buigend de hand toe, wat de lange meneer veinsde niet te zien. Hij leek allesbehalve tevreden en keek zeer barbaarsch van meester naar de kinderen, die hem allen met verschrikte gezichten, als gehypnotiseerd aanstaarden of hij een wonderbeest op de kermis was. Hij schraapte daarom nog eens terdege zijn keel en zeide:

„Meneer, uw leerlingen hebben toch wel geleerd zich met hun eigen werk bezig te houden als er bezoek komt?"

„Toe jongens werk nu door!" kwam meester nerveus, hetgeen door den langen meneer verbeterd werd met:

„Zoodra ik hier binnenkwam, dacht ik in een bijenkorf te zijn aangeland, zoo'n gegons en zoo'n leven was het hier en nu zeg ik, dat ik niets meer hooren wil. ... en dat ieder voor zich kijkt!"

Op deze woorden bogen alle hoofden zich over hun bank,