HET GYMNASIUM.

vriendin zag aankomen. Guus sprak hem, als een trouwe krijgsmakker, tot het laatste oogenblik moed in, maar als 't zoover was, ging wel de pet van het hoofd, doch het briefje bleef in de hand. Willem had ellendig het land aan zichzelf.

Dit had zich zoo al verscheidene dagen aaneen herhaald, het briefje raakte zoo verkreukeld, dat Willem er een nieuw couvert om moest doen.

Het zat maar in een envelop van visitekaartjes en 't was zelf ook maar een klein stukje papier. Er hoefde ook niet anders op te staan dan: Chère Lizette Viens tu au bal des lycéens le samedi prochain?

Votre Guillaume.

Eindelijk op een middag krijgt Willem moed. Lize loopt alleen, als ze haar zien aankomen, Guus houdt niet op, Willem aan te zetten, nu de gelegenheid waar te nemen; het is al Donderdag en overmorgen zal het bal zijn- Hij raadt Willem aan, het briefje nu vast uit zijn zak te nemen en het uit de verte al duidelijk aan Lize te laten zien. Vlak voordat ze elkaar zullen tegenkomen, verdwijnt Guus in een zijstraat en nu moet Willem wel, of hij wil of niet.

Met beklemden adem en trillend op zijn beenen stevent hij op Lize aan, zoodat hij ze rakelings moet passeeren, dan strekt hij zijn hand uit en duwt het briefje in Lize's hand. Natuurlijk kan hij zijn pet niet afnemen en duizelend van spanning stapt hij door. Eerst een paar bruggen verder herademt hij. Nu merkt hij pas, dat Guus weer naast hem is komen wandelen en hem met montere stem geluk wenscht met zijn kranig gedrag. Maar Willem voelt zich nog wee, en weet niet, hoe dit moet afloopen.

Het loopt goed af. 's Middags al, wanneer ze op het vaste ontmoetingspunt tusschen de school en Lize's kosthuis haar met haar vriendin zien aankomen, ontdekken ze van verre, dat Lize een briefje in de hand heeft. Ze gaan zoo loopen, dat Willem aan Lize's kant is, en rakelings langs haar moet gaan, Willem houdt zijn hand open en Lize duwt er, terwijl ze met strak gezicht voorbijstapt, een briefje in.