BOTANICUS PRO FORMA.

vanmiddag in de Soos gaan en wat zou „de pers" wel zeggen?"

Schot had geen rust; gelukkig was Rosalie niet thuis. Hij hield 't in huis niet uit en wat stond hem niet te wachten; herrie met Roosje, herrie met „de pers" en ook met dien lammen kerel. Hij liet 'n taxi voorkomen en spoedde zich hiermee naar de woning, waar Karei kamers had. Mijnheer Stoppel was niet thuis en kwam eerst laat in den avond terug, — kreeg hij als bescheid.

„Dat is 'n gemeen smoesje," — riep hij opgewonden en liet zich rijden van Oost naar West, van Noord naar Zuid, maar 't was alles tevergeefsch; de vogel was gevlogen.

Rosalie bleef steeds weg; 't was eigenlijk wel goed, want wat zou die woest zijn, als zij van die geschiedenis afwist.

Om naar de Soos te gaan zonder Stoppel, dat lapte hij niet, want dan kreeg ie de wind van voren, dat stond vast ! f

In de Soos was de belangstelling op dien middag zeer groot. „De pers" had vrij-af genomen. De clubleden waren trouw opgekomen om met het nieuwe lid kennis te maken; dit was nu eenmaal de gewoonte om zoo iemand aan alle leden voor te stellen en „de pers" zou zich van deze taak kwijten, maar wie er kwam, geen Karei en wat nog nooit was gebeurd, ook de praeses, de heer Schot, mankeerde. „De pers", aanvankelijk 'n beetje boos, maakte zich thans ongerust. Als er maar geen ongeluk was gebeurd. De Soos kwam werkelijk in opschudding. Vanzelf sprekend lekte deze gebeurtenis ook naar buiten uit; al spoedig bleef 't niet bij veronderstellingen, maar liep het gerucht dat de heeren Schot en Stoppel vermist werden en verongelukt waren.

„De pers", die anders nooit zoo gauw zijn meening zei, kon dit laatste gerucht toch ook niet tegenspreken. Men wachtte, wachtte, maar alles tevergeefsch. Daar werd geïnformeerd bij de familie Schot; alléén Soepina, de baboe, was thuis en kon geen inlichtingen geven. De juffrouw was 's morgens uitgereden en nog niet thuis en waar mijnheer was, dat wist ze evenmin. Daar waar Karei woonde werd