MET EEN MUILEZEL DOOR DE DAUPHINÉ*

breeden last de geheele straat volpropte en zich daarom met een ontzaglijke wrijvings-coefficient voortbewoog, niet zoo zachtaardig mogelijk bij een zijner ooren tot stilstand gebracht had. Wederom klinkt het hia-hoe-haa ! ! ! en ik wil juist een tegen-signaal ha-hoe-haii ! ! geven, wanneer ik een platte alpenmuts en eind snor gewaar word, die zich door een omtrekkende beweging organisch ontwikkelen tot wat nu mijn goede vriend Plouha is, (dit is, op verzoek, een pseudonym).

„Pardon," zeg ik, „ik dacht dat u ons uit den weg wou ruimen !"

„Pardon," zegt hij ook, in verticale richting glimlachend, met zijn Gotisch omhooggetrokken spitsboogwenkbrauwen, steile ovale oogjes, en een wapperend El Greco-baardje. Mijn vertaald Hollandsch slaat er blijkbaar naast; ik neem daarom Zeilscheepje in den arm, die juist een opname deed, en nu zeven huizen in vliegende vogelvlucht kreeg, en gooi het over een internationalen boeg : „Laten we 't met z'n drieën gaan afdrinken," zeg ik, met het gebaar van een stamgast de kroeg aanduidend, die tien pas achter ons ligt.

„Allons," zegt hij, „gij zijt oolijkerds, „ziet ge niet, dat de boel potdicht is ? Maar," met een greep in zijn achterzak, „ik heb den sleutel ; kom maar mee. Ik kom juist van boven, ziet ge," en met een soort halve rugcrawl wijst hij naar de hooge akkers, die onder een afschuwlijke schuinte tegen het steil afhangend geweld der bergen optornen. Met een ongelooflijke vlugheid knoopt hij den last van het draagzadel af, rolt dien in de richting van het bemoste schuurtje, zet den muilezel met z'n kop naar de fontein toe, om richting aan zijn slobber-instincten te geven, roept „Poes, poes, poes !" door het getraliede deurvenstertje, plukt met zijn linkerhand een paar doode blaadjes van de geranium in het raamkozijn, draait met den sleutel in zijn rechterhand de deur open, plakt ons allebei op een driepoot, en eer we het weten, staat er al een glas landwijn voor ons op de sinds eeuwenheugenis bemorste, en nimmer grondig gereinigde eikenhouten tafel, en heeft hij ons met