BOTANICUS PRO FORMA.

Uit de verte zag Schot licht branden op de kamer van Rosalie.

„O, die wacht natuurlijk op mij; daar zit wat voor me op," mompelde hij.

Voor alle zekerheid liet hij de auto vóór aan de laan stoppen en opende geruischloos de deur. Heel voorzichtig passeerde hij de kamer van Rosalie en toen hij bemerkte dat ze ingeslapen was, trad hij haastig zijn slaapkamer binnen, sloot de deur achter zich en begaf zich ter ruste.

Schot was dien ochtend reeds vroeg uit de veeren, want hij wilde Roosje overrompelen met dat Haagsche plannetje; hij zorgde daarom 't eerst present te zijn,

Rosalie, die 'n onrustigen nacht achter den rug had, bereidde zich voor, haar vader nu eens flink onderhanden te nemen. Geen schoener gelegenheid, dan het beroemde koffie-uurtje. Ze zou nu eens geen kranten lezen, maar aan het woord zijn en blijven, totdat hij zijn wan-gedrag zou inzien.

Met booze plannen opende zij de serredeur, maar wat hoorde ze daar ; haar vader lag het hoogste lied uit te zingen. Roosje stond er paf van en vóórdat ze iets in het midden kon brengen, was Schot reeds aan 't woord.

„Goeie morgen, kind, wat ben ik blij dat ik je zie. Ik heb zoo'n hoop nieuws en goed nieuws. We gaan vanmorgen om elf uur met ons viertjes naar den Haag: „de pers", Stoppeltje, jij en ik. Amat zal ons rijden, de wagen is toch in orde, niet, en we blijven dan van Zaterdag op Zondag logeeren en Zondagavond terug. Wat zeg je daarvan, hé?"

Al die stoute voornemens van Roosje vielen met dat betoog in het water. Vader was in 'n te goede stemming en 't zou jammer zijn, hem er uit te halen. Ze kon er alleen nog niet goed bij, want haar vader had werkelijk in telegramstijl gesproken. Pa Schot gaf nu 'n vollediger uitleg en Roosje luisterde met aandacht.

„Vertel me nu ook eens, hoe 't gisteren gegaan is," viel ze hem listig in de rede, „maar geen leugentjes, hoor, want ik weet alles."