BOTANICUS PRO POEMA.

„Wanneer 't maar niet gaat over paardenbloemen en vergeet-mij-nietjes, dan sta ik voor je klaar," merkte deze op.

Toen verdwenen beide heeren voor 'n oogenblik. Karei vroeg aan Schot toestemming, om zich met zijn dochter te verloven. Bovendien liet hij vooral goed uitkomen, dat hij van de botanie niets afwist.

Aan die gereserveerde tafel heerschte 'n ware feeststemming.

„Die dame is zeker de bruid," was de opmerking die gemaakt werd aan 'n tafeltje in hun onmiddellijke nabijheid.

„De pers", die wederom als ceremoniemeester het feestje leidde — 't ging hem immers zoo goed af — probeerde dit in te zetten met 'n kernachtige speech. Hij herinnerde Karei o.m. aan zijn ambtenaars-loopbaan die hij nog niet lang geleden vaarwel had gezegd ; verder aan het ambtenaarsladdertje, waarvan hij de hoogste sport niet had willen bereiken, omdat hij de botanische studie wilde voleindigen. Dat voleindigen was wel 'n beetje vlug in zijn werk gegaan, maar. ...

„Hij had er genoeg van," viel Pa Schot in de rede, en zich tot Roosje keerende: „Wat heb ik je altijd gezegd?"

„De pers" maakte 'n einde aan zijn speech, want telkens viel Schot er tusschen. Hij besloot dan met 'n dronk uit te brengen op het verloofde paar.

De gastheer stelde na het diner voor, om het feestje op Scheveningen voort te zetten.

Men maakte reeds aanstalten voor het vertrek, toen de ober nog 'n visitekaartje overhandigde.

„De pers" vroeg 'n oogenblik aandacht en las : „Mr. P. Ibsen, Hoofdcommies, p. f."

Karei keek woedend om zich heen en kreeg zijn oudcollega in de gaten. Mr. Ibsen knikte hem vriendelijk toe. Karei keek den ceremoniemeester aan, die in lachen uitbarstte.

„Hij is toch goed !" plaagde „de pers". Twee maanden na dezen heug'lijken dag werd het huwelijk voltrokken tusschen Rosalie Schot en Karei Stoppel.