SALOME.

witschitterend en fonkelend van kristal de tafel, wachtend op de gasten. Hier en daar was een bescheiden versiering van de meest gave en zeldzaamste orchideeën aangebracht, die Vrijling ooit had gezien.

En terwijl hij zijn oogen nog langs dien nog stillen disch liet glijden, zag hij nu ook aan het uiteinde, buiten den lichtkring der lampen, die laag boven tafel hingen, een meisje staan.

„Dat is nu Annie, bijgenaamd Poes," zeide de heer Pellentijn verheugd, en toch met iets onzekers in zijn stem, alsof hij niet wist of het wel goed was, dat ze hier waren gekomen.

Het meisje dat tenger, bijna mager, en slank was, richtte zich even geheel op, terwijl de stiefvader den jongen man aan haar voorstelde.

Over den ouden heer heen ontmoetten hun oogen elkaar. Nadat zij Vrijling even een stevige hand had gegeven, wierp zij haar kort donkerglanzend haar als in onwil naar achteren, en zei :

„Wat doe je toch altijd idiote dingen, om nu met een gast naar de achtergalerij te komen, malle Piepert."

De heer Pellentijn zei daarop met een gemaakt-benauwde stem :

„Poes is niet boos op den Piepert. hè ?"

Vrijling geneerde zich bij dezen zotten en kinderachtigen dialoog. Hij hield niet van dergelijke lievigheden als menschen die elkaar Poes en Piepert noemden, en hij was blij toen zij weer naar voren gingen, waar bedienden rondgingen met bladen vol glazen whisky-soda en borrels.

Vrijling stond nu wat alleen in een hoek, hij zag Annie rondgaan, hoorde haar een „djongos" roepen om iemand te bedienen, die nog niets had ; een paar jongelui, onder wie Dekanter, waren voortdurend om en bij haar. Hij voelde zich een beetje ridicuul in zijn dinnerjacket, en zeer vereenzaamd. Hij herinnerde zich dat hij zich nog eens zoo had gevoeld, toen hij als kleine jongen voor de eerste maal op de speelplaats van een nieuwe school had gestaan. Hij vond dit geheel niet sympathiek ; wat deed die baas kinder-