SALOME

In de kamer van Lismans stonden twee divans, drie oude likeurkeldertjes, een speeltafeltje en een Turksche waterpijp.

Tom Dekanter had van zijn kamer een keurig heerenvertrek laten maken, met muurbetimmeringen, boekenkasten, leeren clubfauteuils en etsen.

De kamer van Jan Vrijling zag er nog wat ongezellig uit. Er kwam zooveel kijken, dien eersten tijd, en hij hield niet van schulden maken. ,,Je kunt gerust een paar maanden salaris opnemen," had de baas gezegd, guller naarmate hij zekerder was, dat iemand er geen gebruik van zou maken. Maar Vrijling had bedankt.

Op venduties kocht hij nu en dan wat, een bureauministre met stoel, nog een paar rottan fauteuils, een boekenkastje. „De kamer van den heremiet," noemde Lismans het vertrek, spottend met de soberheid.

Daar zat de Zwijger dien avond, als zoovele avonden, aan zijn bureau en werkte. Hij werkte de gegevens uit voor een nieuw kantoor, dat de „Inexco" ging oprichten op Poeloe Ketjil. Zij deden daar al geruimen tijd zaken, door bemiddeling van Chineezen, en een paar maal in het jaar gingen Lismans of Dekanter, en een heel enkele maal de baas zelf, eens een kijkje nemen. Maar geleidelijk aan waren de belangen zoo groot geworden, dat de heer Pellentijn het plan had opgevat er zelf een kantoor te vestigen. De export, vooral de bevolkingsrubber, en de import van alle mogelijke verbruiks- en luxe-artikelen waren in de laatste jaren vertienvoudigd. Men moest er nu bij zijn, want anderen zaten er ook reeds op te azen. Vrijling had alle mogelijke gegevens verzameld. „Hij werkte al verd.... handig, voor iemand die pas zoo kort hier was," meende Pellentijn. Uit officieele en officieuse gegevens maakte hij nu een rapport over de mogelijkheden, welke Poeloe Ketjil den handel werkelijk bood. De plannen voor een eigen kantoor bestonden feitelijk reeds lang, en ze waren altijd maar op één argument blijven hangen, dat was de absolute onbewoonbaarheid der plaats voor Europeanen.

Men noemde het wel „het moderne graf der Hollanders",