SALOME,

den gunstig, en er was groote tevredenheid aan de KaliBesar.

Het was weer begin December, en de regens wilden nog niet doorkomen boven Poeloe Ketjil. 's Middags waren de luchten loodgrijs en van een benauwende dreiging, maar de regens kwamen niet.

Jan Vrijling zat in zijn voorgalerijtje ; hij had juist zijn post van boord gehaald ; terwijl het schip laadde, kon hij die doorlezen en zoo noodig beantwoorden. Hij keek op de data van de brieven ; soms wist hij niet meer of hij hier acht dagen, acht weken of acht maanden zat, zoo warrig en moe was het in zijn hoofd geworden.

Ah, daar was, behalve de getypte stukken, een geschreven brief van zijn directeur. Hij vouwde dien open en las :

„Mijn waarde Vrijling." Hij las vlug door : „... .Alweer bijna Kerstmis.... we zouden je gaarne met de feestdagen hier zien...." en nog een grapje ook : „Dansen en bridgen hoeft niet," en aan het eind : „Annie rekent er op je met de feestdagen bij ons te zien. Geheel de uwe, enzoovoort."

Jan Vrijling keek uit over de trage, bruine rivier, over de baai met den steiger, zijn steiger, waaraan de Paketboot lag. Een klein wolkje steeg traag en recht van de dikke pijp omhoog. Natuurlijk, zijn Chineesche boekhouder kon hier de zaak waarnemen, als hij vanavond meeging, dan....

De avond kwam, een zwoele, stille tropenavond. En de boot ging weg, met lading, en met een gunstig veertiendaagsch rapport. Maar de man capituleerde niet.

Doch den Dinsdag na Kerstmis was er ineens opschudding in het directie-vertrek van de „Inexco". De heer Pellentijn belde als een razende en vloekte tegen den ouden „oppas" en zeide :

„Pangil toean Lismans, pangil toean Dekanter, lekas !"1) De twee mannen snelden binnen en de baas wees op

l) „Roep mijnheer Lismans, roep mijnheer Dekanter, gauw I"