HET BEZETEN HUIS

NOTARIS (opstaand): 't Is niet meer dan een kwartier naar »Gelresteyn«, als ik de rivier oversteek.

GROOTVADER (na te hebben gebeld, tot den ouden Wijbert, die onmiddellijk binnentreedt): Wijbert, trek je dikken jekker aan om even naar den overkant te roeien en een boodschap af te geven op »Gelresteyn«.

WIJBERT (onthutst): Baron, het roeibootje dat hier beneden aan den voet van den toren in de gracht lag, is verdwenen!

GROOTVADER: Verdwenen?!

WIJBERT (geheel van streek): Het touw is doorgesneden en het bootje is weggedreven,

GROOTVADER (ingehouden rustig tot den notaris): Nu zie je zelf!

NOTARIS (eveneens kalm): Ik zie nu ook, dat het hoog tijd wordt, aan deze zonderlinge dingen voorgoed een eind te maken. Ik heb drie woorden op m'n visitekaartje aan je buurman geschreven. Als Wijbert de veerpont neemt, kan hij met den politie-inspecteur over een uur hier zijn. Ik blijf zoolang bij je. Wijbert, wil je even m'n jachtgeweer en patroontasch hierboven brengen, die ik in de vestibule heb laten staan? (Wijbert af).

GROOTVADER: 't Is anders het spookuur nog niet, notaris!

NOTARIS: Ik ben als notaris een man van de nuchtere praktijk. Maar als goed jager houd ik liever mijn geweer bij de hand.

WIJBERT (met geweer en patroontasch binnenkomend, verschrikt): Notaris, uw patroontasch is leeg!

NOTARIS (eveneens ontsteld, met onthutste stem): Er zaten minstens een dozijn patronen in!

GROOTVADER: Stil, laat het kind ons niet hooren!

NOTARIS (weer kalm): Ik heb altijd tot gewoonte, een paar losse patronen in mijn zak te steken. (Hij laadt zijn geweer en plaatst het bij den haard.)

GROOTVADER (tot Wijbert): De notaris heeft dit kaartje voor »Gelresteyn« geschreven. Neem een stevigen stok mee, Wijbert.