HET CARNAVALSMANNETJE

door

B. VAN EYSSELSTEYN

Ik heb de ets zorgvuldig afgedrukt en van de pers gehaald. Onder het hooge licht der atelierramen bekijk ik aandachtig den afdruk.

Ik beschouw nauwkeurig het fijne spel der lijnen, dat de droge naald er in kraste, de fluweelige glansen der schaduwpartijen en de afwerking der details.

De ets heb ik neergelegd op mijn tafel onder het raam en de handen steunende op het tafelvlak, bezie ik haar lang en aandachtig.

Het is een fantastische verbeelding. Uit het donker van een demonischen nacht schimmen vreemde, verwrongen gezichten naar voren. Hier en daar glanzen lampions en ergens sliert een scherp hoornsignaal als een serpentine van geluid door de duisternis. Gemaskerde gezichten grijnzen onder het mom van hun geheimzinnige onbewogenheid naar een kleine, witte Pierrette, die een sierlijke pirouette danst. Haar rokje slaat uit als een waaier van kant. Naast haar staat een man.

Dat is het carnavalsmannetje.

Het is een klein, verwrongen gedrochtje met uitpuilende,