HET HONDJE

droomerige, dweperige natuur vond hem natuurlijk het type van een flinken, krachtigen man, een held, een halfgod! Begrijp je dat niet? En hij vond haar een beeldje. Juist het zachte, aristocratische vrouwtje, dat de honneurs in zijn huis op een volmaakte wijze zou waarnemen. En dat vindt hij nog!" „Zou je denken?"

„Natuurlijk! Hij is over het geheel genomen best tevreden met haar. De man heeft er niet het flauwste benul van, dat hij haar ieder oogenblik kwetst en grieft. En daarom kan hij het ook niet helpen. Hij is nu eenmaal, zooals hij is! En zij heeft allang ingezien, dat zij zich daarin schikken moet, als zij vrede wil hebben. En ik denk, dat zij ondanks alles nog heel veel van hem houdt!"

„Ziet hij dan zelf niet.... ?"

„Hij zou doodverbaasd zijn, als iemand hem zei, dat hij Suus niet gelukkig maakt. Hij slaat haar immers niet en zij kan krijgen, wat zij hebben wil! En haar ziel? Wel, een ziel is maar een uitvindsel van geëxalteerde idioten, die geen degelijke zaken om handen hebben!"

„Heeft zij zich wel eens bij je beklaagd?"

„Natuurlijk niet! Maar ik ben niet gek! En ik zie, wat ik zie! Suus en ik speelden al samen, toen wij drie jaar oud waren en later gingen wij samen naar kostschool. Wij zijn wel verschillend van natuur, maar daarom ben ik toch niet zoo'n eend, dat ik niet veel meer begrijp, dan zij misschien denkt. Nu vanavond bijvoorbeeld! Ik ken Suus, zeg ik je immers! Ik ben ervan overtuigd, dat die zieke jongen op het oogenblik voor haar een levensquaestie is. Als ik mij niet vergis, hoopt zij hem werkelijk als een Madame Coué tot genezing te brengen. Zij heeft altijd van die illusoire droomen gehad!"

„Haar man heeft dus volgens jou goed geraden!"

„Zij heeft er natuurlijk te openhartig met hem over gesproken. En dat zal haar wel dik berouwen ook! Ik kan het niet zoo precies zeggen, maar ik voel, dat zij opgaat in dit geval. En haar man maakt er grappen over tegen een kamer vol menschen! Kan het onkiesoher?"