DE VLIER BLOEIT

de vraag, die hij wist dat komen moest, onvermijdelijk; hij wachtte erop, zijn zinnen nog in beroering. Als uit de verte drong haar stem tot hem door:

— Heb je aan Elsie geschreven?

— Ik heb haar een telegram gestuurd, antwoordde hij ontwijkend. Hij vermeed haar oogen, helder en vorschend nu op hem gericht; hij vervolgde:

— Niet alles natuurlijk.... voorloopig alleen maar een uitvlucht van op-reis-voor-zaken.. >. Ze is dan ook weggebleven vandaag.

— En anders niets?

— Anders niets, gaf hij lam toe. Hij trachtte haar opnieuw tot zich te trekken, ze ontweek hem. Verwijtend viel ze uit:

— God, David, waar is dat nu goed voor! En je beloofde....! Je beloofde haar uitvoerig te schrijven, uit te leggen dat je voelt dat je niet eerlijk staat tegenover haar.... haar niet kunt trouwen nu j ij - - - - omdat ik....

Ze bleef steken, het warme rood kroop langzaam omhoog onder haar bruine huid.

— O David, als ik je dat nu allemaal moet gaan voorzeggen !

— Dat is het niet, verdedigde hij zich gekwetst, — het is niet dat ik niet weet wat te schrijven. Misschien is het nog een restje van mijn eergevoel, dat maakt dat ik er tegenop zie te zeggen na deze zeven jaar: ga heen, ik heb me vergist!

— Maar je houdt niet meer van haar, David?

Tono's stem brak. Ze nestelde zich nu zelve tegen hem aan; de oogen waarmee ze naar hem opzag waren vochtig. David Brent keek neer in die wazige diepten, het scheen hem toe of al die zeven jaren verslonken tot even zoovele seconden, zich oplossend in het niet. Er bestonden niet langer dingen als eer, als plicht, geen drukkende schuld van erkentelijkheid. Er bleef enkele deze insecten-doorzoemde stilte, de floersige oogen onder zijn oogen, de warme lippen onder zijn mond. Hartstochtelijk beantwoordde hij haar vraag: