DE DROEVIGE DRONK

tot de grens, waar gevoel en genot ophouden en verstand en kwelling beginnen.

Toen de liefde begon te kwijnen, kwam het toeval dadelijk te hulp: Johan moest op reis. Voor langen tijd, misschien een jaar; zeker was het, dat ze elkaar daarna niet zouden terugzien.

En den avond van het afscheid wilden ze vieren, om niet uit elkaar te gaan met de herinnering aan de laatste keeren: Johan moe, geprikkeld, grof, Rietje huilerig en ontevreden, en allebei zoo traag in het omhelzen, zoo landerig op zijn divan! Het was onbegrijpelijk, dat zóóveel wilde avonden voorbijgetrokken waren over diezelfde gemeubileerde kamer, over datzelfde smalle bed!

De laatste avond. Een uur was er voorbijgegaan met praten, met zenuwachtige lievigheidjes en sentimenteele toespelingen. Ze voelden allebei, dat er tóch iets groots gebeurde, waar zij-zelf te klein voor waren; iets banaals en treurigs tegelijk, dit uit elkander gaan na een jaar waarin ze als man en vrouw hadden geleefd. Ze wilden allebei toch lief zijn, pathetisch ook een beetje, zooals je dat, dik-opgelegd, zag in de bioscoop.

En hoeveel herinneringen, gemeengoed van den mensch, kwamen verraderlijk boven! Een traantje hing aan Marietjes vettig zwart-gestreken wimpers. Johan zoende het af, teeder en tegelijk een beetje superieur. Niet huilen voor den laatsten keer! Integendeel, de laatste avond moest een feest zijn! Een wilde «triomf der zinnen». Tot laat in den nacht een orgie van kussen en omhelzingen, zooals de eerste keeren waren dat ze elkander verliefd in de armen vielen!

Op het nachtkastje prijkte een fiere flesch champagne. Twee waterglazen wachtten ongeduldig.

„Nog één keer neem ik je in mijn armen, Marietje, en nu kleed ik je uit als vroeger!"

In het glimmend-goedkoope onderjurkje zat ze op den bedrand. En Johan, en négligé, ontkurkte de flesch. Dat bruisen moest je voelen in je bloed. Nu kwam, na een glas n 4