STAKKERDS

je dat dan eenmaal weet, dan zujje misschien snappe wat het zegge wil, as ze je uitkieze bove zooveel andere om je een onderscheiding te geve net as ze an je vader gegeve hebbe. Begrijp je dat?"

En nu liet Swindel z'n drift wat meer den vrijen teugel en z'n stem klonk hard en ruzie-achtig:

,,Ik ben trotsch op die onderscheiding, daar schaam ik me niet voor. Maar jij, jij mos je schame, dat je zoo onverschillig ben in plaas van blij te weze dat je trotsch op je vader ken weze."

Doodstil was het. Swindel had onder 't spreken z'n zoon maar aangekeken. Die zat nu met ernstig gelaat en voelde wel, hoe hij z'n vader gekrenkt had met z"n vraag. Dat speet hem ook wel, maar die ruzietoon, dat kleineerend verwijten had dadelijk weer de herinnering gewekt aan de conflicten van vroeger, die hem het huis hadden doen verlaten. Het scheen of die harde tonen van toen, die hem zoo hadden verbitterd, nu opnieuw werden aangeslagen en dezelfde uitwerking hadden. Niettemin antwoordde hij bedaard:

„lk weet heel goed, wat nauwgezette plichtsvervulling is, vader. Je denkt, geloof ik, altijd nog, dat ik een klein kind ben. Ik weet ook heel goed, dat je altijd je ambtelijken plicht heel nauwgezet hebt gedaan, en er was geen zilveren medaille voor noodig om me dat te doen inzien. Wat dat betreft, wil ik wel zeggen, als je er op gesteld bent, dat ik trotsch op m'n vader ben. Maar ik dacht zoo, dat je jezelf wel zoo hoog aansloeg, dat je zoo'n onderscheiding als heel natuurlijk zou beschouwen."

De rustige repliek werkte kalmeerend op allen, ook op moeder, die, ze allemaal aankijkend alsof ze instemming vroeg tot troost van haar man, zei:

„Maar 't is toch in elk geval mooi."

„Welja, moeder. En als vader d'r gelukkig mee is....

„Dat ben ik."

Toen sprak Louise, ondoordacht:

„Ik vin, dat ze vader wel een ridderkruis hadde kunne geve."