KRONIEK VAN HET TOONEEL

Wat hij niet weet is, dat het hotel vol spionnen zit. Een Duitsche professor, die niets doet dan op den oorlog schelden en zijn eigen land openlijk verguizen en drinken op de broederschap der menschheid, is een chef van den Duitschen spionnagedienst, en een jonge Franschman, Charlier, die schijnbaar niets doet dan vrouwen en meisjes verleiden, is een Fransch spion, die in de gaten heeft dat Jacques zijn ziekte slechts simuleert.

Charlier spreekt Jacques er over aan en dreigt hem, hem te dénonceeren bij het Ministerie van Oorlog en hem te noodzaken, naar het front te gaan, als hij hem niet een kleinen dienst wil bewijzen. Die kleine dienst bestaat hierin, dat Jacques aan Professor Hirtz, die tot zijn verrassing Duitsch spion blijkt te zijn, eenige geheime documenten uit zijn schrijftafel moet stelen. Hij is zeer amicaal met Hirtz, bij wien hij in en uit kan loopen,

Chailier vertelt hem, (wat mij zeer onwaarschijnlijk lijkt) wie den Franschen spionnagedienst leidt in Zwitserland, en zelfs, welke Fransche geheime spionnen in de naastbijzijnde Duitsche stad werken. Jacques weigert eerst den professor te bestelen, maar Charlier brengt hem zóó in 't nauw en dreigt hem zóó met opzending naar het front, dat hij toegeeft.

Als Jacques met Hirtz amicaal aan 't praten is op zijn kamer, zorgt Charlier dat deze telefonisch even weggeroepen wordt, maar Hirtz is een te slimme vos, bij blijft door een reet van de deur gluren en ziet hoe Jacques een portefeuille met documenten van zijn tafel steelt, en springt dan ijlings te voorschijn. Hirtz dreigt nu Jacques onmiddellijk wegens diefstal te zullen doen arresteeren en de politie op te bellen, als hij hem niet nauwkeurig al de namen der Fransche spionnen opgeeft, en ten einde raad geeft Jacques ze hem alle op, om vrij te blijven.

In de laatste acte woont Jacques gelukkig met zijn vrouw te Montreux. Hij weet niet dat Fransche spionnen, door zijn aanwijzing aan Hirtz, gefusilleerd zijn, en het geheim der Fransche spionnage in Zwitserland in Duitsche handen is. Charlier weet het echter wèl, en met den chef van den spionnagedienst komt hij hem, in een auto, tot een gezellig dinertje uitnoodigen. In plaats van naar een restaurant, zal de auto hem echter naar Nice brengen, en zal hij, eenmaal de Fransche grens over, gefusilleerd worden. Als de auto weg rijdt, belooft Jacques Thérèse, haar versche boter meê te brengen als hij terugkomt, en zij roept hem nog toe: „Ne reviens pas trop tard.... pas trop tard " Maar de auto rijdt hem naar den dood

Een en ander in het woelige en melancholieke milieu van een hotel vol t.b.c.-lijders, die in feesten en pretjes hun angst voor den dood probeeren te verbergen.

De dialoog van het stuk is schitterend en als Jacques goed.