WAT NIET MEER KON

goed.... Maar, aan den anderen kant, Fransje zelf kon het natuurlijk niet helpen.

„Neem maar een boterham," zei ze op zachter en toon. Ze merkte nu, dat het kind vocht tegen opkomende tranen. Het werd moeilijk. Als het nu nog begon te huilen ook, dan wist ze heelemaal niet meer wat ze beginnen moest.

„Je moet maar flink boter nemen," zei ze en ze trachtte aanmoedigend naar het nichtje te knikken.

„Alstublieft, Tante...."

„Wil je er kaas op? Je mag ook suiker hebben. ..." „Suiker alstublieft." Weer datzelfde benepen stemmetje. „Van suiker wordt je dik...."

„Ja Tante." Fransje schoof haar bordje toe. Wat een boél, dacht ze. Lekker.... bruine suiker....

Tante Sofie veegde met haar zakdoek over het voorhoofd. Ze had het warm gekregen.

Het gesprek stokte weer. Fransje sneed haar boterham in dobbelsteentjes. Leuk was dat. Als je negen jaar was, mocht je natuurlijk allang zelf je brood snijden... .

Toen ze klaar was met eten, werd haar aandacht getrokken door iets zwarts in het kozijn. Het bovenste deel van dat zwarte bewoog zich, op.... neer, op.... neer. Het hoofdje opzij buigend en spiedend langs de roode geranium, zag ze het opeens: het was een poes, een poes, die zich waschte.... En geen groote, maar een aardig, klein, zwart katje.... Als dat nu toch eens Tante Sofie's eigen poesje was....

„Is ze.... is ze van u?" vroeg ze.

„Wat, kind?" Tante keek verschrikt op. Ze was nog met haar gedachten bij Hermien, die haar dochtertje een goddelooze opvoeding gaf. Het was moeilijk nu dadelijk te begrijpen, wat Fransje bedoelde.

„Daar, die poes," zei Fransje, wijzend met haar vinger.

Tante Sofie knikte bevestigend. Ja, die poes was van haar.

„Mag ik ze binnen laten?" bedelde het kind. De oude vrouw knikte. „Ze komt haar boterham halen," vertelde ze.