HET BEZETEN HUIS

'n proces-verbaal, maar om ons doel te bereiken hebben we d'r niets aan. (Plotseling) Maar waar is.... ?

(Allen door elkaar sprekend in opwinding:)

WIJBERT: .... de meneer van den overkant!?

NOTARIS: ... .uw buurman van »Gelresteyn«?!

KLEINDOCHTER: de meneer, die hier met grootpapa waakte?!

INSPECTEUR (stilte verkrijgend): Niet allen tegelijk. Dat belemmert het onderzoek. Wie heeft hem 't laatst gezien?

KLEINDOCHTER: Hij zat met grootpapa aan tafel, toen ii me in mijn kamer opsloot.

INSPECTEUR (tot Wijbert): Heb jij hem de deur dezer kamer zien uitgaan?

WIJBERT: Geen mensch, inspecteur. Ik weet zelf niet eens, hoe ik hier ben binnengekomen.

INSPECTEUR (tot notaris): U heeft buiten op wacht gestaan: — Kan misschien een van de personen, die voor het raam verscheen.... ?

NOTARIS: Onmogelijk! 't Is heldere nacht buiten. Ik zag alles duidelijk .Ik kan me niet vergissen in zijn uiterlijk of gestalte. Ik ken hem tè goed.

INSPECTEUR: Dan -staan we voor een nieuw raadsel. Meneer had niets met deze geschiedenis op »De Bronckhorstcc te maken. De notaris heeft hem een briefje naar »Gelresteyn« geschreven, om te beschikken over mijn hulp als politieman. Als goede buur is hij daarop meegekomen ... 't Zou een belabberd incident zijn, ook voor m'n carrière, als hij als slachtoffer van dit avontuur zou moeten vallen....

NOTARIS (uitbarstend): Maar iemand verdwijnt hier zoo maar niet!

WIJBERT: 't Lijkt wel heksenwerk! Ik wor' de kamer in- en hij de kamer uïr-getooverd!

KLEINDOCHTER (dringend): Maar waarom staat u zoolang te beraadslagen? Er valt toch wel iets anders te doen dan te praten en te gissen? (Resoluut) In deze kamer is hij niet. In mijn kamer ben ik opgesloten geweest, daar kan hij dus niet zijn binnengegaan. De torenkamer is juist door den