HET BEZETEN HUIS

kust. Ik heb in m'n slaap gebeefd om de dingen, die ik zag gebeuren....

KLEINDOCHTER: ... .In de torenkamer?

GROOTVADER (zich te binnen roepend): Ik zat hier bij de tafel. Ik voelde me op mijn stoel gedrukt. Ik kon niets doen. Ik was machteloos om je te helpen. En toch voelde ik, dat ik je móest helpen, kindje!

KLEINDOCHTER (hem kalmeerend): Vertelt u 't me liever, grootpapa, 't Zal u rust geven, 't Was immers maar een droom....

GROOTVADER (met ontroering sprekend): De torenkamer stond open. 't Was er licht. Een schemerachtig, vreemd schijnsel... Eerst zag ik niets ... Toen maakte zich uit den schemer los een massieve gestalte.... Ja, ik zie 't weer vóór me. 't Was de gedaante van een van m'n voorouders .. . 't Leek op Willem van Bronckhorst. Hij droeg zijn zware harnas....

KLEINDOCHTER: Hetzelfde harnas, dat daar bij den haard ligt?

GROOTVADER: Dat anders naast de deur als op schildwacht over ons staat.

KLEINDOCHTER (met zochten drang): Verder toch, oudje.... ?

GROOTVADER: Hoe verder? Waarom wil je mijn droom hooren?... . Toen gebeurde iets afzichtelijks. De geharnaste figuur stak zijn ijzeren handen uit naar een jongen man, van wien ik de vage omtrekken nauwelijks kon onderscheiden. Hij hief zijn armen smeekend omhoog alsof hij om genade vroeg. Ik wou helpen, tusschenbeide komen, het onschuldige jonge leven redden.... Ik kon niet!... .

KLEINDOCHTER: En....?

GROOTVADER: De man in het harnas voltooide zijn daad.... Ik zag hem duidelijk het lijk van zijn slachtoffer opnemen. Hij stapte geluidloos naar het raam, dat op de slotgracht uitkijkt....

KLEINDOCHTER (beide handen in afgrijzen voor het gelaat):. ... U hoorde een doffen plomp in 't water....

GROOTVADER (verrast):.... Hoe wéét je?