LENTE-AVOND

door E. J. PIETERS.

De zon richtte heur laatste, schuine stralen naar de aarde. Goudvonken twinkelden tusschen de teergroene bladeren der lindeboomen op het dorpsplein. Zij waren enkele maanden geleden gesnoeid, die keurig langs het latwerk geleide linden voor meesters huis, en daardoor, zei meesters vrouw, zaten ze nu zoo goed in 't blad. Haar man echter had gezucht, toen hij de verminkte takstompen zag. »Je moest aan de natuur niet knoeien.«

De dominee wandelde in zijn tuin, waar hij met diepzinnig gelaat den pereboom bekeek, vol openbarstende knoppen. Een merel floot in den top van een populier achter de kerk, zuivere, vreugdige tonen door de stille lucht.

„Dominee is vroeg klaar vanavond," vond Grietje Derks, de kostersvrouw.

„Dat komt, als je geen kinderen hebt," bromde haar echtgenoot.

„Kinderen, Jan-Jacob, zijn een zegen des Heeren," en tegelijkertijd gaf zij haar benjamin, die met zijn vinger een molsgang in den pudding te graven trachtte, harde klappen

in 6