DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

de verte een kind aan het huilen was. De ingenieur hernam met koude, toonlooze stem:

„Na den moord wierp ik mij op bed en trachtte te slapen. Bang was ik niet; alleen dacht ik koorts te hebben, want mijn tanden klapperden. Den volgenden morgen, toen ik naar Maastricht wandelde, tastte ik toevallig in mijn binnenzak en vond de enveloppe, die ik den vorigen avond aan Maria ontnomen had. Zij vermeldde den naam van een bankierskantoor en bevatte drieduizend gulden. Nu werd alles mij duidelijk. Leo had zijn toelage ontvangen en het bedrag gebruikt om de minnares van zijn weldoener te verleiden. Deze ontdekking stemde mij opgewekter. Blijmoedig verscheurde ik het couvert aan duizend snippers en ik had de fantastische idee om het geld in de handen te stoppen van een armen kerel, die bij den weg te slapen lag. Vermoedelijk was het dezelfde Anton Weichner, bij wien later de banknoten zijn teruggevonden. Op mijn bureau toonde ik mij onbezorgd en toen de commissaris van politie zich aanmeldde, was ik zoo listig hem een valsche aanwijzing te verschaffen, waardoor de verdenking van mij werd afgewenteld. Wat er verder volgde, is bekend. Ik dwong Maria om Veldzicht te verlaten en samen trokken wij naar Maastricht. Zij was in mijn macht, want zij kende den moordenaar en verzweeg zijn naam. Zoo werd zij mijn medeplichtige en moest toestemmen in alles, wat ik verlangde. — Dat zijn de wederwaardigheden, die ik sedert mijn huwelijk ondervond. Ik vertelde ze alleen om van Baerle te waarschuwen en een tweede catastrofe te voorkomen. Overigens kan de wereld naar den duivel loopen en ben ik alleen tegenover mezelf verantwoordelijk."

Ondanks deze fiere woorden en de lichte stemverheffing, waarmee zij werden uitgesproken, durfde de officier zijn beide hoorders niet aankijken. Hij wendde onverschillig zich af en tuurde naar buiten. Een dichte nevel versluierde het landschap, de vensters schenen befloerst met matte tinten en telkens hoorde men van takken en kozijnen een doffen monotonen druppel vallen. Eindelijk nam de planter zijn