HET BEZETEN HUIS

BUURMAN (niet op zijn gemakJ: Ik bied u m'n verontschuldigingen aan, dat ik, onbewust en onopzettelijk, u in uw onderhoud stoorde.

GROOTVADER: Kom, kom, als u nu al verontschuldigingen gaat maken voor zoo'n kleinigheid, hoe zullen zich dan later al die spoken wel verontschuldigen?

BUURMAN (steeds meer onzeker): De freule en u

GROOTVADER: U verlangde zelf, dat mijn kleinkind zich zou verwijderen?

BUURMAN: Omdat ik meende, dat het bestaan van den ring tegenover haar geheim moest blijven.

GROOTVADER: Dat was immers vóór middernacht. Het spookuur is nu voorbij, gelukkig.

BUURMAN: De freule moet toch buiten uw geheim worden gehouden?

GROOTVADER: Ik ben 't niet met u eens, buurman. Ik geloof dat 't zelfs tijd wordt, haar eveneens mee te deelen, wat er met den ring, dien u zoo vriendelijk was zoolang aan uw vinger te steken, in dien tusschentijd voor zonderlings is gebeurd.

BUURMAN (ontwijkend): Zoudt u de freule in deze

omgeving op dit nachtelijk uur daarvan wel mededeeling doen?

GROOTVADER: Ik ken mijn kleindochter zooveel langer, misschien ook béter dan u. (Hij staat van de tafel op en gaat naar de deur van de kamer der freule, haar rustig en zacht roepend:) Jacoba, je kunt gerust weer binnenkomen! Onze buurman heeft geen geheimen meer voor je.

(Nauwelijks is baron Van Bronckhorst opgestaan en heeft hij zijn rug naar de tafel gekeerd, of de buurman laat zich van den stoel, waarin hij nog machteloos achterover lag, onder de tafel glijden, waarvan het overhangend kleed hem bedekt).

GROOTVADER (na vergeefs enkele malen geklopt te hebben, opent de deur en kijkt rustig in de kamer): Leeg? ...

Niemand? (volkomen kalm) Dit had ik kunnen denken.

(Zich omkeerend en den stoel bij de tafel leeg ziend:) Mijn