HET BEZETEN HUIS

NOTARIS (fluisterend en ontzet): Maar het portret lééft....!

GROOTVADER: Dus had mijn kleindochter tóch gelijk, toen zij zich zooiets verbeeldde. Merkwaardig.

NOTARIS (terugwijkend naar de tafel): Bronckhorst, dan is nu eindelijk het spook van het kasteel in ons midden.... Of....

GROOTVADER (rustig):.... Of?!

NOTARIS: 'tls je kleindochter zélf!

(Beide heer en kijken naar het oude portret, waarvan de beeltenis van het jonge meisje zich langzaam beweegt.)

WIJBERT (haastig van rechts binnen komend): Notaris....! (Den baron ontwarend:).... O, pardon, meneer de baron, neemt u me niet kwalijk, dat ik zoo maar binnenval... . Maar ik moet u zeggen, dat de inspecteur van politie is verdwenen. Hij is uit het kasteel gevlucht ! In

de richting van de veerpont... .!

(De notaris blijft als vastgehouden door de verschijning in de schilderijlijst; doch baron Van Bronckhorst keert zich rustig naar zijn bediende.)

GROOTVADER: Wel, Wijbert, ben je al evenmin in staat geweest, onzen buurman van »Gelresteyn« terug te vinden?

WIJBERT (stamelend): Baron, we hebben overal gezocht ....

GROOTVADER (lichtelijk spottend): Overal?.... Welnee, Wijbert! Jullie hebt overal gezocht, behalve op de plaats waar hij te vinden is.

WIJBERT: Wat bedoelt meneer de baron?

GROOTVADER (gemoedelijk): Waarom hebben jullie bijvoorbeld niet hier in de kamer gezocht?

WIJBERT (onzeker): Hier? in déze kamer? in

de kamer van m'neer den baron? . .. waar u zat te schrijven?. ...

GROOTVADER: Jullie had je onderzoek juist hiér moeten beginnen. 'tValt me tegen van zoon ouden koddebeier als jij bent. Om van dien Apeldoornschen inspecteur maar te zwijgen. We weten toch allemaal, hoe alle raadselachtige