BRIEVEN ZONDER ANTWOORD

Ik boog. Jij was opgestaan, en je zeide: »Ik ben de secretaresse van meneer Brenting. Ik moest u vragen of u een paar minuten hier zou willen wachten. Er is nog even iemand bij hem. Wilt u zoo lang hier gaan zitten. Daar staan sigaretten en sigaren.«

Ik zeide »dank u« en ging zitten. Dit was allemaal niets bizonders. In mijn kantoor hier gebeuren dergelijke feiten precies zóó. Alleen.... daar is een andere secretaresse. Ik keek om me heen en betreurde den verloren tijd. Wat haalde het uit; die relatie met de Vereenigde Handelscompagnieën werd toch niets. Jij ging voort met brieven tikken. Ik keek naar je, ik had al gezien dat je jong, knap en lang was, bijna zoo lang als ik, en ik ben 1.85!

Daarna zaten we zwijgend samen in die kamer. Jij tikte rustig door als iemand, die niet gewoon is haar aandacht te laten afleiden. Ik verviel in een soort van onduidelijk gepeins. Ik dacht er aan dat het November was, en al koud buiten en vroeg donker. Waarom ik dat toen zoo dacht? Ik zou het je niet kunnen zeggen. Er zal wel een Freudiaansche verklaring voor zijn, dat de mensch in zijn halfbewuste ondergedachten wenschen formuleert, die pas uren of dagen later — of soms ook heelemaal niet — vasten vorm in zijn hersens aannemen. Verder voelde ik een onbestemden, maar grooten weemoed in mij omhoog groeien bij de gedachte, dat ik weer naar Indië zou moeten gaan. En dan zoo gauw al, binnen enkele dagen. Het vreemde was, dat ik dat verdrietige gevoel nog geen enkele maal gedurende mijn verlof bij mezelf had geconstateerd. Ik vind een verlof naar Europa altijd heel geschikt, hoor! en ik amuseer me gewoonlijk best in zoon tijd, maar ik vind het nooit onaangenaam om naar Indië terug te gaan. Ik ben een van de menschen, die verlangen naar Indië en naar het werk. Maar op dat moment, alleen in die kamer met jou, die ik niet kende, wilde ik voor het eerst, dat ik nog aan het begin van mijn verlof was geweest. Het idee van weg te moeten uit Europa, en dan zoo gauw al, was mij plotseling onaangenaam. Waarom? Ook dat zou ik toen niet hebben kunnen zeggen. — Ik weet niet hoe lang