BRIEVEN ZONDER ANTWOORD

wordt minder, zachter, rustiger en gemakkelijker om te dragen.

Mijn vorigen brief héb ik je gezonden, en ook deze brieven zal ik je zenden, omdat het goed is dat je weet hoe ik nog altijd denk, aan jou en aan de uren dat ik je gekend heb. Maar je moet deze brieven nooit anders beschouwen dan als een geschenk dat je gebracht wordt, een bloem, die iemand je geeft, en waarvoor je zelfs geen dank je wordt gevraagd. Ik geloof niet, dat jij aan eenige consequenties uit deze brieven izult gaan denken, maar

denk erom, dat mag ook niet, en dat kan niet, nooit

Ik zal je dezen brief zeker nog zenden, omdat ik dat wil stipuleeren — hoe zakelijk, nietwaar?, van den bankdirecteur tot den meester in de rechten! — omdat ik dat hier wil vastleggen: ook ik maak mij geen enkele illusie. Het is niets dan een herinnering, een mooie, innige herinnering, die ik nog zoo lang mogelijk voor mezelf levend wil houden door er over te schrijven. Na dezen brief is het misschien toch beter, dat ik ze niet mieer aan je verzend, want ik vrees voor de mogelijkheid dat mijn brieven je onrustig zouden kunnen maken. Jij bent te jong, te gezond, en bovenal te eerlijk om de brieven van een man, ook als die man veertig, en getrouwd en onmogelijk is, geheel als «Briefe des Jenseits» te beschouwen.

Ik heb Kerstavond aan je gedacht, waar je was, hoe je zou zijn, en hoe je er uit zag. Ik heb Oudejaarsavond aan je gedacht. Toen was je zeker thuis, in den familiekring, dien ik niet ken, dien ik nooit zal kennen, maar dien ik me toch kan voorstellen. Wij vierden Oudejaarsavond hier met vrienden, met veel vrienden. Al die avonden worden hier wat luidruchtig gevierd. Dat moet je ons maar niet kwalijk nemen. Er wordt dan veel champagne gedronken, en geklonken en gelachen. Achter al dat leven en lawaai hebben we allemaal wel iets te verbergen. Men steekt vuurwerk af en schreeuwt — om andere stemmen niet te hooren. Maar toen het echt twaalf uur was, héb ik mijn glas opgeheven en voor mezelf gezegd: »Een goed jaar, meesterke! En al het geluk dat een meisje van drie en twintig maar verwachten kan!«