BRIEVEN ZONDER ANTWOORD

na mijn dood bij je komt, dan weet je waar het voor is. Maak het haar gemakkelijk....« Zoo zie je, meesterke, hoe de liefde ons alles in een vriendelijk licht kan doen zien.

Kan het je iets schelen, meesterke, wie mijn ouders waren, en hoe zij leefden? Maar bovendien, ik zal je deze brieven niet meer zenden, om geen onrust in je leven te brengen. Ga je eigen weg, en word gelukkig. Soms heb ik het gevoel alsof ik een gevangene ben, die gebonden ligt in een greppel langs een weg. Langs dien weg komt iets heel moois, iets gelukkigs en stralends, iets zooals jij. En het ziet even neer op die armen kerel, die daar gebonden ligt, en hij rammelt eens even met zijn ketenen, net als de pop in het wassenbeeldenspel op de ouderwetsche kermis. «Zielig» denkt het mooie, gelukkige, stralende, dat daar langs den weg kwam. En dat meende het echt, hoor! En dan gaat het verder, de zon tegemoet.

Ik schrijf deze brieven niet meer voor jou; zij zouden je ongelukkig maken. Ik schrijf ze alleen maar voor mezelf.

En nu ga ik weer aan mijn jaarverslag.

(Wordt vervolgd.)