DE ZILVEREN MAAN

WIL (suffend).

Wally.... niet slapen.... Wally.... Attie.... (slaapt in)

ATTIE (wrijft geducht zijn oogen uit).

Wally slaap je? Je valt Kinderen.... kunnen

geen vijf minuten wakker blijven.... niet eens vijf seconden geen tel. Geen tel en geen seconde.

(slaapt in)

(De maan daalt langzaam, zonder grooter te worden. Droomend strekken de kinderen hun armpjes naar haar uit. Doek valt, vlug weer op.

Een nazomermiddag in het bosch. De grond is bedekt met bruine bladeren en twijgen. Bij een boom ligt de maan.

De kinderen naderen, hand aan hand wandelend, wadend door de bladeren. Ze zijn warm van 't spelen en vermoeid. Willen bij den boom gaan zitten. Blijven verrast staan.)

WALLY (verheerlijkt).

De maan, de maan! (juicht) Attie, de maan! ATTIE.

Ssst! Hoe kan je zoo schreeuwen? Stil toch! WIL bukt zich en streelt de maan).

Ja, ja, ze is het, de maan, de echte maan. Ik heb nooit gedacht dat we haar nog eens zouden krijgen. Nu is ze van ons, eerlijk van ons.

ATTIE.

Toe, ja, nog een beetje harder. Als er anderen op afkomen....

WIL.

Er is in het heele bosch niemand te zien. ATTIE.

Dat weet jij! (Hurkt neer en beduidt dat zij dat