WAT NIET MEER KON

„Ik geloof, dat kinderen daar vaak veel meer mee bezig zijn voor zich zelf, dan wij vermoeden," zei hij ernstig.

„Maar met hun ouders moeten ze er toch altijd over kunnen spreken," vond Martha.

„Ja, maar die maken er zich misschien wel eens wat gemakkelijk af....", weifelde hij.

„Als wij.... Met ons kindje mag dat niet," fluisterde zij. Hij trok haar handen, waarin zij haar gezicht verborgen had, weg. „Wat is dat? Tranen? Waarom huil je nu?"

„Dat weet ik zelf niet," zei ze.

„O meisje toch " Hij veegde onhandig met zijn zakdoek over haar gezicht.

,,'t Is al weer over," lachte ze, dicht tegen hem aanleunend. „Flauw, hè?"

„Erg flauw," beaamde hij, en dan plagend: „Zeg, wat wou je eigenlijk, wou je in mijn zak kruipen?"

„Als dat kon ", zei Martha.

Stil zaten ze nu naast elkander. Ze keken naar de kinderen, die met het geitje speelden. Ze hoorden Fransje's schaterenden lach,

Zoo'n dochtertje te hebben, later , ging het door

Martha heen.

Hij zag wel het gestoei der drie daar in de wei, maar zijn gedachten waren bij de vrouw naast hem. Was ze niet wat zenuwachtig af en toe? Waarom begon ze daareven opeens te huilen? Dat gebeurde wel meer, als ze over het kindje sprak En ze was er toch zoo blij mee. ...

Zijn verlegen meisje.... Want dat bleef ze. Maar dat was juist zoo lief.... Altijd bij zoo'n gebaar van haar, moest hij denken aan hun eerste kennismaking. Hij wist zich nog zoo goed te herinneren, hoe ze dien avond, het was op een feestje, na een, van zijn kant zeer banaal en alledaagsch complimentje, met een blos, verlegen, het hoofd had afgewend. Hoe aanbiddelijk, had hij toen gedacht. Het had hem niet meer losgelaten.

Toch was het niet zoo gemakkelijk gegaan, Martha's

Vader had bedenkingen gehad; een jong onderwijzer

klein inkomen Maar Martha had geen kamp gegeven.