TUSSCHEN TWEE SCHELVEN

van het dilemma, dat niet hemzelf rechtstreeks of zijdelings raakte.

„Heb je zoo'n haast? Je bent er net!"

„Jimmy gelooft niet aan 'n verlaten man," zei Rita opeens uitdagend rad. „Is 't niet, Jimmy? Inzake de liefde heeft een man alléén maar te willen! Hè Jimmy?"

Hield ze hem voor de mal? Wou ze heusch weer gaan vechten over zoo'n feit, dat in 't algemeen elke vrouw de attentie van een aannemelijk man grif aanvaardt? Maar daar ging hij niet op in, al hinderde het hem toch, dat ze hem zoo pardoes doorzag — heks die ze was!

En hij waagde een teederen blik aan Mary, die zoo lief bleef doorscharrelen met haar klosjes op het kussen, haar zuiver gezichtje aandachtig over het werk van haar vingers.

Toen stond hij meteen op en strekte zijn stijve beenen.

„Nou kinderen," doceerde hij, „als je mijn goeien raad volgt, ga je eerst eens praten met dien de Vries — over z'n verlatenheid zou ik me maar geen zorgen maken — en dan, als je huis verkocht wordt, zou ik den kooper, als er een is, in de gaten houden en hem eens polsen, 't Kan toch ook best, dat hij jullie kalm laat wonen; 't is zelfs heel waarschijnlijk."

Mary zei dankbaar: „Wel bedankt voor je raad," en ze keek hem eens vriendelijk aan. Rita wenkte hem losjes goeiendag, als scheen ze zijn inwendige verkoeling te voelen. Enfin, ze zou wel bijtrekken, ze was niet rancuneus.

Terwijl Jimmy naar huis liep, door den naar aarde geurenden April-avond, was hij er opeens zeker van, dat hij Mary zou vragen zijn vrouw te worden. Gek, zooals dit plan, hecht en vast, opeens uit zijn onderbewustzijn naar boven was gestuwd, zóó dat hij uit de warme kamer-atmospheer den frisschen, prillen voorjaarswind snoof.

Mary.... Mary.... heur zilverig-blonde haar — het rustige profiel, de gracieuse bewegingen, de zachtheid van zoo'n echt meisje. Hij verwonderde zich, nooit eerder zoo zeker geweten te hebben, dat ze van hem was. Nu hij niet meer weifelde en twijfelde, zou hij doorzetten ook. Morgen — stellig deze week al, zou zijn leven veranderd zijn. En