VILLA MORGENROOD

— Schrikkelijk is dat, lachte Sonja. — Maar de thee zal nu wel goed smaken.

— Sonja, je overlaadt ons met weldaden.

— Al lang goed. Ga zitten, Gerard. Blij, dat ik je es weer zie.

Jenny was achter Henk geslópen, prevelde liefjes aan zijn oor. Hij nam haar slanke handje, keek in de heldere oogen van het meisje.

Gerard zette zich en als thuis, zat eensklaps Miep op z'n knie.

— Wij hebben paps eigenlijk opgehaald. Hij liep daar zoo eenzaam te dwalen. — Is 't niet? En ze trok haar vader aan z'n ooren, dat die wel een leelijk gezicht moest zetten.

— Miep toch, laat je vader nu es drinken.

— Och ja, die stakkerd, beklaagde Gerard zich zelf. — Sonja, dat smaakt, hoor. En nog een koekje. Beste meid, je zorgt voor alles, 'k Had werkelijk honger gekregen. Een beste ben je toch. En hij klopte Sonja op de stevige schouders.

— O pa, zei Miep ineens — de bloemetjes hangen al slap.

— Ja kind. ... we zijn ook zoo wreed geweest.

— Wreed?

— Zeker. Die bloempjes groeiden daar zoo mooi en we hebben ze de kopjes afgetrokken.

— Maar

— Dat hebben we gedaan, kind. We hebben er niet bij gedacht — jij niet en ik niet en Jenny niet, maar daarom blijft het wel zoo.

— Die bloemen voelen toch niet.

— Waarom niet? Wie zegt dat? Als iemand jou nu eens het hoofd aftrok — wat zou je dan doen?

— Ik denk, dat ik schreeuwen zou, lachte Jenny.

— Precies, en dan zou die iemand loslaten. Maar de bloemen kunnen niet schreeuwen en daarom trokken we door .. . de kop er heelemaal af.

— Arme bloempjes, zei Miep, maar toch eventjes getroffen.

Jenny glipte de kamer uit, kwam met een vaasje terug,