KRONIEK VAN HET TOONEEL

moet bestaan uit goede financiers, kunstliefhebbers, die onbevooroordeeld zijn, los van de interne aangelegenheden, die niemand bevoorrechten en er geen protégés op na houden; staande boven alle kwesties.

Zelfs een Royaards was niet vrij van het protégée-systeem, en mevrouw Mann heeft een en ander zeer goed ingezien. Een directeur, die zelf acteur, en bovendien ook regisseur is, met een vrouw die óók actrice is en die — het hemd is nu eenmaal nader dan de rok en een mensch blijft een mensch — boven de anderen bevoorrecht en gepousseerd wordt, is een nadeel en een gevaar voor de kunst. Het is hoog tijd dat aan dergelijke situaties een einde wordt gemaakt. Mevrouw Mann is wel de beste raadgeefster die men zich denken kan.

Het Schouwtooneel heeft eens zijn toevlucht genomen tot onze oude middel-nederlandsche kunst en is weer eens met het abele spel van Esmoreit voor den dag gekomen. Bovendien is Dr. J. L. Walch op het idee gekomen: onze vóór-voorvaderen hebben verzuimd de oude Fransche farce van Maïtre Pathelin in hun toenmalig middel-nederlandsch te vertalen, dus nu zal ik het, in 1930, maar eens doen. Dat in 1930 geen middel-nederlandsch meer wordt gesproken, zag hij hierbij over het hoofd, en zóó heeft, na Esmoreit, het Schouwtooneel opgevoerd »De Cluyte van Meester Pathelyn«, Na Toverwalsche van Willem Mecis.

Het is opmerkelijk zooals dergelijke abele spelen en farces uit lang vervlogen eeuwen er bij 't publiek nog ingaan, en hoe dit, verwend als het toch is door de moderne perfectie van regie en aankleeding, in 't geheel geen aanstoot neemt aan de primitieve enscèneering van die oude tijden. Links staat het Coninckrijk Cecilien verbeeld, door een trap gescheiden van recht 't Coninckrijk Damast (Damascus). Van 't eerste stappen de spelers doodkalm in 't andere, alsof er geen tijd en ruimte bestonden, en na 16 en 18 jaren zien de spelers er precies eender uit als 16 en 18 jaar geleden. Een lusttuin van de prinses van Damast werd aangegeven door een houten bak met twee bloesemende struikjes.

Het décor van Meester Pathelyn was véél realistischer, werkelijk een meesterstukje, vooral het dorpsgezicht, en de klucht werd door Ko van Dijk als de lakenkoopman en Cor Hermus als de advocaat en Jettie van Dijk—Riecker en diens vrouw en Sam de Vries als de herder zóó heerlijk komisch gespeeld, dat het plezier en het lachen doorloopend de zaal vervulden. Een avond van goedig, primitief, onschuldig, bijna kinderlijk genoegen is óók wel wat waard.

Een onzer jongere, meest belovende acteurs, Cees Laseur,