KRONIEK DER LETTEREN

Als tweede krijgen we te lezen «Wilde avonturen in een tam land«. Hoewel het vlot en fleurig geschreven is, kan het niet halen bij wat de schrijver ons geeft met »Meester Lampelaar«. Sander Goegebuur gaat per fiets op avontuur uit, na eerst verteld te hebben, hoe hij vroeger al eens op dezelfde manier uittoog en wat al avonturen hij toen beleefd heeft. Allerleukst beschreven, deze opzet is waarlijk niet het minste gedeelte van dit verhaal. Maar als Sander op zijn tweeden tocht terecht komt bij een oud vriend, een man met zeven dochters, van wie er zes geheel opgaan in Oostersche wijsheid en kunst, wordt schrijver's toon wat overdreven en onnatuurlijk, 't Is wel hier en daar grappig geschreven, ook staan er rake dingen in en voelen we altijd weer zijn zin voor humor, maar het geheel kan ons toch niet bekoren. Met dit stuk is Herman de Man wel het minst gelukkig geweest, want in de vier schetsen, die nog volgen, heben we weer volop gelegenheid hem te bewonderen, eerstens in »De eeuwige rivier«, dat sobere verhaal van een doodgewonen veerman, die vijfendertig lange jaren altijd bij denzelfden steiger de wacht moest houden, terwijl steeds door in hem het verlangen naar de stad hunkerde. Als oude man vindt hij eindelijk een post in de stad als portier en voelt hij zich tevredener en gelukkiger worden, als had hij eindelijk zijn ware bestemming bereikt. Maar op den duur gaat hij toch terugverlangen; de 35 jaar sleur, gewoontes, zijn leven, ze zijn niet meer weg te duwen, hij trekt terug naar het oude, vertrouwde en hij komt weer terug op zijn «eigen» veer.

In de plattelandstaai van de streek, waarin dit stuk speelt, is het forsch en kloek geschreven. Hoe moet de auteur zich kunnen indenken in de sfeer en de gevoelens van die eenvoudige plattelandsbewoners, om het ons zoo te kunnen laten meebeleven. Treffend is dat ook in de twee schetsen over »De barre winter van negentig«, beide aangrijpend in hun rauwheid, ontroerend in de fijnere trekjes. Herman de Man's talent heeft verscheidene kanten, het kan fleurig, luchtig, humoristisch zijn, maar ook ernstig, zwaar, rauw, bij het ruwe af en dan weer fijn en gevoelig. Het is een veelzijdig talent, dat veel te genieten geeft. We noemden nog niet »De Nijdassen«, een kleine, sobere schets, maar in zijn soberheid van een navrante tragiek.