652

DE EER VAN HET GESLACHT

nog altijd niet gezegd kan worden. Zoodat ik maar zeggen wil....

Ida [alweer over haar werk): Zeker. Daarop houden we 't dus. En dan rékenen we erop....

[Hendrik is aan zijn bureau bezig; Ida en Amalia beiden zwijgend aan 't werk.)

Toto [staat op; rekt zich ongegeneerd): Hè, nou heb ik er genoeg van. Met die malle dingen blijf je altijd ergens steken, 'k Ben er warempel stijf van geworden, 'k Zou 's moeten dansen om weer op streek te raken, [wiegelt op haar voeten, fluit 'n step, steekt Dick haar handen toe). Dickie, willen we?

Dick [buigt; zij dansen; zij fluit, hij neuriet).

Amalia (stopt ostentatief haar oor en dicht).

I d a (nu en dan op haar polshorloge kijkend, maakt haastige potloodaanteekeningen, schijnt niets te merken).

Hendrik [wanneer het paar dansend tegen zijn stoel opbotst): Wat duivel! Is 't nu uit met die malligheid!

Toto [over zijn schouder kijkend, verrukt): Gut Pa! Bent u nou óok aan 't puzzelen!

Hendrik [verschrikt in zijn papieren grijpend): Welnee! Hoe kom je erbij! Ik kijk zoomaar 's. Malle dingen! Een onzinnige rage tegenwoordig! Moet je zooiets hooren! Bah! [duwt het ding met opzichtige minachting van zich af. Als Dick en Toto hun dans hervat hebben, haalt hij het, na voorzichtig omzien, weer naar zich toe en begint opnieuw. Potlood tegen zijn neus, starend, halfluid).... Een middel tegen alle menschelijke kwalen....

Jeanne [met theegerei; blijft staan naar dans zien): Allemachtig! Wat bent ü een degelijke meneer! Met je eigen zus! Nou [zet theeboel op buffet)

Ida (zonder op te zien): Is daar de thee? Geef me dan dadelijk een kop. (Toto schenkt thee in. Dick en Jeanne flirten en lachen vlak bij de deur. Deze wordt plotseling open geworpen, zoodat zij verschrikt elk naar een kant stuiven. Paul komt binnen. Onder zijn breed voorhoofd zijn zijn blauwe oogen boeiend door hun ongewoon helderen glans.