DE EER VAN HET GESLACHT

653

Zijn glimlach is soms ironisch. Voor 't overige is er weinig opmerkelijks aan hem. Jong, slank, blond; in lichtgrijs zomerpak.)

Jeanne: Ajasses! Is dat 'n mensch doen schrikken!

Paul: Dat doet je zondige ziel, meisje! Niet ik! Goeden middag, mijn waarde familieleden.

Jeanne (proestend): Halve gare! [Af.)

(Uitroepen: Kijk.' Paul! ... Daar is Paul! ... Begroeting)

Ida (blik op horloge): Nou dat weer!

Hendrik (niet overvriendelijk): Wel wel, waaraan danken wij dit onverwachte genoegen?

Paul: ....waarvan de onverwachtheid grooter is dan het genoegen....

Hendrik: Welnee, welnee! Hoe kom je erbij? Ik vraag alleen maar hoe je zoo op dezen ongewonen tijd....

Paul (zet zich behaaglijk in een gemakkelijken stoel): U zoudt b.v. kunnen veronderstellen dat kinderlijke aanhankelijkheid mij hierheen dreef. Zeg waarde broeder, jij hebt zeker wel een sigaret voor me?.... Zoo, dank je.

Hendrik (over z'n lorgnet heen kijkend, wantrouwend, doordat hij nooit recht weet hoe hij 't heeft met zijn oudsten

zoon): Hm ik begin liever met wat 't meest voor de

hand ligt.

Paul: En u vond dit wat erg ver weg. Kom kom, u miskent den band-des-bloeds, Papa.

Hendrik (plotseling kwaad:) Van dien band des bloeds tusschen ons is bij jou anders niet veel te merken! Want je malligheden heb je waarachtig niet van je vader!

Ida (gepikeerd doch waardig): Waarmee je zeker wilt zeggen dat hij ze van zijn moeder heeft?

Hendrik: Ach pardon e natuurlijk niet. Zoek

toch niet achter alles....

Paul (ziet verbaasd en vermaakt van d' een naar d' ander) : Maar.... zou ik soms.... ?

Toto: Ze hébben kwaad van je gesproken, Paultje.

Paul: Ah zoo! Zondige zielen!

Hendrik: Ik! Née! Ver do Waarachtig niet! Ik

niet.... Amalia zei....