BRIEVEN ZONDER ANTWOORD

door

E. VAN LIDTH DE JEUDE

(Vervolg)

11 April 192 ..

Alweer April; in Holland wordt het lente. Je wintermantel, dien ik nog kende, heb je al uitgelaten, nu draag je de een of andere leuke voorjaarsjas. Of je nog altijd de secretaresse bent van Brenting van de Vereenigde Handelscompagnieën? »M'n secretaresse — meester Berndsen.« Zoo blijf ik natuurlijk altijd aan je denken, want zóó heb ik je alleen maar gekend. Ik denk wel dat je nog bij Brenting bent, ik geloof niet dat je erg variabel bent, ik heb zoo'n idee, dat je secretaresse van den directeur der Vereenigde Handelscompagnieën blijft, totdat je trouwt. Weet je nog wel dat wij, samen gearmd langs een donkere gracht loopend, daarover spraken, met wien jij eens trouwen zoudt. Je zei zoo eerlijk: »Ik heb niets geen haast om te trouwen«, en dat meende je ook. Hoe gemakkelijk vonden we samen onzen toon van spreken, even gemakkelijk als mijn hand jouw arm vond. We spraken zoo rustig over alles, als echte vrienden, en toch was het geen gewone vriendschap, van mij