BRIEVEN ZONDER ANTWOORD

681

die vreemde, kwaadaardige ziekten, die kinderen in de tropen kunnen overvallen. Het moest naar het ziekenhuis, we konden hem thuis niet verplegen. In die bezoeken aan het ziekenhuis, in die dagen van angst om den jongen, vonden we elkaar weer geheel terug.

Het was in die dagen, dat ik mij herinnerde, hoe zij zich eenmaal, met het kind, aan mij had toevertrouwd. In mijn gedachten stonden jullie naast elkaar: jij, jong en sterk, onafhankelijk door je meestertitel en je betrekking, en zij,

zoo weerloos en afhankelijk van een man , niets anders

dan een mooie, lieve vrouw. Ik ben geen ploert, meesterke, of alleen maar een bijbelsche ploert! Want je weet: ook wie in gedachten eene andere begeert, pleegt reeds overspel. Goed dan, ik ben een bijbelsche ploert, maar geen wereldsche. Ik blijf de man van mijn vrouw. Het jongetje is nu weer beter, hij is weer thuis, maar hij is nog slap en gaat nog niet naar school. lederen middag als ik van kantoor kom, breng ik iets voor hem mee, een boek, postzegels, landkaarten, hij verzamelt postzegels en interesseert zich erg voor landkaarten, en dan is hij zoo dankbaar, en zij, Heieen, ook. De stemming is nu weer heel mild in ons huis. En soms kijkt zij mij aan, alsof zij medelijden met mij heeft. Ik begrijp dat niet, zij kan niets weten van wat er in mij omgaat. En dan kunnen die blikken mij benauwen. Mijn haren zijn in de laatste maanden erg aan het grijs worden. En onze dokter, die Jantje in het ziekenhuis behandelde, keek mij ook al zoo taxeerend aan en zeide eens: »U werkt toch niet te hard? Ga eens een maand op reis. De boog kan niet altijd gespannen blijven.« Ik heb er maar eens om gelachen, ik zal hem niet aan zijn neus hangen, welke boog bij mij gespannen blijft. Gespannen, gespannen tot het uiterste, en dan zonder dat de pijl verschoten wordt.

Ook dezen brief moet ik je niet zenden. Het is geen goede brief. Later maar weer eens....

Tida oesa Hamdijah, tida oesa.

9 December 192 ..

Het is vandaag een verjaardag, een sombere verjaardag.