WAT NIET MEER KON

721

Zagen, zagen, wiede wiedewagen,

De plank, die kon ouwen Kobus wel dragen.

Hij zaagde van het stuk,

Het was een ongeluk,

Waarop hij zat, toen was hij te beklagen.

Zagen, zagen, wiede wiedewagen,

Toen kon de plank ouwen Kobus niet meer dragen,

Hij viel van het dak,

Was niets op zijn gemak.

Toch kon hij onder 't vallen door nog vragen:

Grijp toch, grijp toch, grijp den goeien Kobus,

Grijp den goeien Kobus bij z'n jas.

O help den timmerman,

Die zoo goed zagen kan,

Snelt allen toe, dan zijt ge juist van pas.«

(Wordt vervolgd.)

VI

6