HET KLOMPJE

uit, als wij onzen mond open doen. Zeg eens, wijs heertje, wil je nog wel een boodschap voor je moeder doen? Je hoeft er niet erg veel voor te weten, doe het toch maar. Ga eens even twee liter melk halen in de melkinrichting. Als je naar de Leuvehaven gaat is ze een cent per liter goedkooper. Die itwee cent mag jij dan hebben, omdat je zoo goed aan mijn clivia denkt."

„Naar de Leuvehaven," flitste het in zijn brein, „dat is fijn, daar heb je al die tjalken en klippers liggen, en van die heerlijke vettonnetjes om over te loopen. En dan al die kisten, waartusschen je zoo fijn buut kon spelen. Of even de wachtkamer van de sleepdiensten binnenkropen. Die kappies konden toch zoo heerlijk vertellen! Later, als hij grooter werd, wou hij ook varen. Eerst dekjongen worden. Wat zou ie zijn bootje laten sissen en puffen, als ie verhalen moest voor een, die een reisje moest doen. En schilderen en poetsen zou hij! Zijn bootje zou er piekfijn uitzien. De kappies zouden zeggen: dat is Jan zijn bootje, kijk het eens glimmen! Het is al net zoo mooi als zijn moeders clivia's. En als hij later kappie was, nou, dan hielp niemand zoo goed een zeebootje binnen als hij." Weg ging hij, fluitend van binnenpret!

Aan de Leuvehaven gekomen, ging hij even, heel even maar, de wachtkamer van den sleepdienst »Maas« binnen. Het zat daar altijd vol met kapiteins, die op werk wachtten. Ze dronken een kop koffie, legden een kaartje, sliepen of verveelden zich. Kijken of die ouwe Van der Does er was. Die kon toch zoo fijn vertellen! Hij vertelde altijd van dien goeien ouwen tijd, toen zijn vader de schuit nog moest boomen, of zijn broer in het zeel liep, toen zijn vader de handen vol had met de zeilen en zijn moeder aan het roer stond, naar het eten moest kijken, een kurkzak bijhouden als het noodig was, en op de kinderen letten, die met een eindje touw aan de deur van de roef zaten vastgebonden. Dan was er niet één onder die jonge praatsmaker tj es van kapteintjes, die zijn mond ook maar half open durfde te doen.

Als er een van hen, die 's nachts de wacht had gedaan,