DE EER VAN HET GESLACHT

Zou hij dan.. . .Als ik zelf maar 's [neemt haak van

't toestel, aarzelt, legt hem weer neer) Nee, het gaat toch niet.

Paul: Van welken held verwacht jij het overwinningsbericht?

Amalia: Zeker niet van een van die dwazen, die daarginds racen en rossen! Een held is voor mij iets anders. Dat is een man die zijn diepste en heiligste wezen veil

heeft voor het hoogste, voor het geestelijke leven die

zélf geest is, en het aardsche veracht

Paul: Zijn er zoo?

Amalia: Er zijn er zoo, al kent de wereld er helaas niet velen. Doch het edele is altijd schaarsch. Mijn vriend Pieter Sterk is zulk een man.

Paul: Gezegend deze wereld, die een Pieter Sterk mocht voortbrengen!

Amalia: Hij is een hoogst bizonder mensch, een gróót man, een dichter en een ziener. Hij is een van die hooge geesten, zooals iedere eeuw er misschien slechts een enkele ziet geboren worden, [met breed gebaar) Duizenden middelmatigen en honderden kleine talenten zijn er noodig

tot e tot de wording tot het bereiken van

zoo'n hoogtepunt!

Paul: Een troost voor ons, middelmatigen, dat wij tenminste nog ergens goed voor zijn: om een Pieter Sterk in het aanzijn te roepen!

Amalia: Precies. Zoo werkt al het nederige mee aan

het hooge. — Hij is een hoogtepunt, een top in het in

den geestelijken ontwikkelingsgang der menschheid. Maar de wereld miskent hem. — Tenminste tot nu toe. Maar nu zal het anders worden.

Paul: Ei zoo, zijn de menschheid plotseling de oogen geopend?

Amalia: Zij zullen haar geopend worden. Nog heden. [Geluid van de huisschel). Paul: Bezoek?

Amalia [nerveus): O dat zal misschien is hij het

zelf wel En er is niemand die open doet ik

vu 5