DE EER VAN HET GESLACHT

ons kleine volk fier zal zijn.« Dan komt er [terwijl hij

vluchtig de kolommen langs kijkt): prijs voor Schilderkunst,

prijs voor Letterkunde prijs voor Ha! prijs voor

Poëzie! (leest:) «Rapport der Jury. Het was, bij den huidigen bloei onzer dichtkunst, der Jury geen lichte taak om een keuze te maken uit het vele goede en voortreffelijke. Temeer verheugt het haar dan ook thans te kunnen mededeelen, dat haar uitspraak berust op een met volle eenstemmigheid genomen besluit. Zij kende den «Prijs voor Poëzie«, groot duizend gulden toe aan den Heer Paul Steffelaar voor zijn bundel »Gevoelsgestalten« en meent met dezen jongen dichter tevens de meest representatieve figuur van onze nationale dichtkunst naar voren te hebben gebracht. Zijn vers heeft « Nou, dan volgt een heele

(laat de courant zakken, ziet van Hendrik naar Ida, die on-

beweeglijk-van-verbazing zitten) Maar ik begrijp er

niets van! Heeft je zoon je dan Weet jelui dan van

niets?

Toto: Hoe dol! Hoe zalig! Nou krijg ik toch nog me marrons glacés!

Hendrik: Geen woord! Ik sta ik zit ik ben

letterlijk overweldigd!

Ida: Duizend gulden! Wat 'n bedrag!

H e n d r i k: En wat 'n eer! Wat 'n eer!

Vee der: Neerland's éérste dichter! Gelukkige ouders van dien grooten zoon, laat me jelui nogmaals de hand mogen drukken.

Ida: Wie had dat gedacht!

Vee der: Nou, om je de waarheid te zeggen, begon ik al een beetje lont te ruiken toen ik in de »Nieuwsbode« van vanmorgen dat berichtje las.... dat onzen stadgenoot,

den dichter P. S meer dan die letters noemden ze

niet.... heden de eer zou te beurt vallen om.... e.... enfin, dat hem een belangrijke bekroning te wachten stond. Dus....

Amalia (heeft in steeds toenemende spanning geluisterd. Heeft in de »Nieuwsbode« het berichtje nog eens doorgevlogen. Slaakt nu, begrijpend, een zwakken kreet): Ah!