WAT NIET MEER KON

De deur ging open en Hermien trad binnen. Haar oogen keken angstig. Toen begon de vreemde heer te spreken. Hij zei: „Ze is een heeleboel opgeknapt. Het heeft haar goed gedaan. Kan ze nog niet een maand blijven?"

Het leek of beklemdheid, die al dien tijd in haar was geweest, wegviel. Ze kon weer diep ademhalen. Haar vingers trilden. Ze keek naar Hermien. Die hield de hand voor de oogen en Tante Sofie wist, dat ze schreide.

Nu zag zij naar het kind. Het bleef daar staan naast den vreemden heer en keek beurtelings de twee vrouwen aan, als kon ze geen keus maken.

Wrevel doortrok haar. Waarom zei Hermien niet, dat, als

het in Fransje's belang was Had het kind het soms niet

goed bij haar gehad?

Maar Hermien bleef maar doorschreien, ze hoorde haar

snikken En zij zelf stond daar bij de tafel. Zij wilde

pleiten, pleiten, dat Fransje nog wat bij haar blijven mocht. Maar tegelijkertijd voelde ze, dat het toch slechts ging om een aalmoes, die haar werd toegeworpen. En de woorden wilden niet over haar lippen komen....

De zwarte poes had zich losgewerkt uit kluwen en draden; ze rekte zich en tripte zacht naar den stoel der oude vrouw. Voor zij den sprong waagde, miauwde zij, als vroeg ze om toestemming.

Tante Sofie schrok wakker. Ze zag zich terug in haar eigen kamer, geen dokter, geen Fransje, geen Hermien....

Ze had gedroomd Ze had gedroomd, dat, wat ze meer

dan eens gewenscht had de laatste dagen, en het was ook in haar droom niet tot een beslissing gekomen.

Mechanisch liet ze haar hand glijden over de vacht der kleine poes. Deze, spinnend, trok een voor een de voorpootjes op, uit genoegen zoo te worden aangehaald. Dan, als een bal, rolde zij zich ineen in den schoot der oude vrouw.

„Lig je zoo goed, Tommie?" vroeg ze. Haar hand streelde nog de gladde huid, Hoe vreemd zoo iets te vragen... . Hoe vreemd ook, dat ze de poes liet begaan en niet, als vroeger, het diertje neerzette op den grond. Ze was bang geworden,