EMMA, DE BRUID

Zij gingen, met altijd dezelfde strakke, sombere gezichten, hun eigen gang. Zij sloten zich bij niemand aan, coupeerden dadelijk een gesprek, dat men met hen wilde beginnen, hielden ervan, zich van de anderen afgezonderd te houden, en schenen niemand noodig te hebben.

De meisjes, na eenige nieuwsgierige of goed-bedoelde pogingen tot toenadering, trokken zich beleedigd of teleurgesteld terug, en lieten die rare kinderen voortaan links liggen. Ook het onderwijzend personeel, in de veronderstelling, dat de meisjes treurden over den dood hunner moeder, deden hun best de stumpers wat op te beuren en afleiding te geven. Maai alle vriendelijkheid stuitte af op hun onwrikbare onverschilligheid.

— Ze willen blijkbaar niet goed gedaan wezen! was de algemeene opinie, 't Zijn trotsche schepsels, die hun verdriet alleen willen dragen. Laten we ze maar aan hun lot overlaten!

En tot hun verlichting merkten Irene en Philippine, dat zij niet langer in het brandpunt der algemeene belangstelling stonden; men wende blijkbaar aan hun zonderlingheid, en voelde zich gekrenkt, dat alle medelijden en alle troostpogingen zoo weinig uitwerking hadden.

Zij gingen stil en geregeld hun gang. Zij woonden de door hen uitgekozen lessen bij, verschenen rustig aan de maalcijden, maakten, indien zij er behoefte aan voelden, hun eenzame wandeling, hinderden niemand, en verstoorden niet de jolijt der recreatie-uren, omdat ze de avonden meestal op hun kamer doorbrachten.

Een nieuwe leerlinge werd uit den Haag verwacht.

— Kennen jullie haar soms? vroeg een der dames Batti.

— Hoe is haar naam?

— Hermance van Voorst van Lokhorst.

— O ja, die kennen we, zei Irene verrast.

— En we mochten haar graag, zei Philippine.

— Maar komt die nog naar kostschool?

— Ik dacht, dat ze

De meisjes zwegen. Maar namen zich voor, om terwille