EMMA, DE BRUID

van Hermance hun isolement te verbreken. Deze was een

der prettigste leden uit hun kring geweest. En

Zij wilden het niet aan elkaar, nauwelijks aan zichzelve bekennen, maar hun absolute eenzaamheid drukte hen te veel. Het altijd samen alleen zijn werd hun te zwaar. Misschien zou het aan Hermance gelukken, hun wat afleiding te geven, wat bezigheid aan hun geest, die nu slechts maniacaal op één onderwerp was gericht..... het onderwerp, dat zij haatten, doch niet meer beheerschten, en waaraan zij zich willoos moesten onderwerpen, zij het ook, dat het hen martelde, en hun langzaam maar zeker alle levenskracht ontroofde.

Den eersten avond na haar aankomst namen zij Hermance mee naar hun kamer.

Hermance had met meewarigheid de verandering in de wilde Folly en Ips opgemerkt, maar tactvol niets van haar ontstelde verbazing doen blijken. Zelfs toen zij hoorde, dat de meisjes hun vroegere namen hadden verzaakt, had zij hen heel gewoon »Irene« en »Philippine« genoemd.

Dit stelde de meisjes zeer gerust. En een glimp van jeugd ging er weer over hun versteende gezichten, toen Hermance bij hen zat, en zij haar van haar leven lieten vertellen.

— Stel je voor! stel je voor! Papa heeft me naar kostschool (gestuurd. Mij! mij!

— Omdat je....

— Omdat ik me geëngageerd had met Frans Godert de Ruyter!

— O, dus je was echt met 'm geëngageerd?

— Echt, hoor, 'n achttien karaats-verloving!

— Maar wat denkt je Papa daar nu mee te bereiken?

— Ja, wat? Och, de ouders zijn tegenwoordig zoo dom, zoo dom. Ze denken, dat alles nog precies 't zelfde is als 'n kwarteeuw geleden. Toen konden ze nog zulke dingen doen: 'n jong paar scheiden. Maar tegenwoordig!!

— Ja, net of 't wat geeft!

— Als je van iemand houdt!

— En waar is Frans nu? vroeg Irene.