MINIATUREN

,,En, juffrouw Lytton," begon hij, nadat hij den naam in zijn boek had ingeschreven, „vertelt u mij eens, wat zijn uw klachten?"

„Mijn oogleden zijn de laatste weken zoo gezwollen, dokter, en mijn oogen zijn na eenige uren werken zóó moe, Jat ik ze 's middags om vier uur al niet meer open kan houden. Het is dan net alsof alles om mij heen trilt en beweegt, zooals je dat 's zomers wel eens waarneemt in de lucht na een dag van groote hitte. Daarna krijg ik altijd s avonds drukkende hoofdpijn in het achterhoofd, alsof er een nauwe ijzeren band omheen geschroefd wordt."

Het was den dokter net of ze een lesje opgezegd had en nu van den onderwijzer een pluimpje verwachtte, omdat ze het zoo vlot en zonder haperen gedaan had.

i.En wat is uw werk? Spant het de oogen erg in?" vroeg hij.

nJa dokter, heel erg. Ik ben schilderes."

.,Een mooi vak, juffrouw Lytton. Daarmee kunt u heel wat menschen gelukkig maken. Ik stel mij tenminste voor, dat Rembrandt en Da Vinei veel tot het geluk van de menschheid hebben bijgedragen!"

i.Ja, Rembrandt en Da Vinei," herhaalde ze zachtjes en er klonk een zekere piëteit in haar stem, alsof ze over Jezus of Boeddha sprak.

Daarna stokte het gesprek en ze scheen nu wel te wachten op zijn verder ondervragen.

Hij nam haar critisch op. Het leek hem dat ze geen groot finantiëel voordeel of succes met haar schilderen behaalde, zoo bleek en poovertjes zat ze hier tegenover hem, zoo uiterst sober was ze gekleed. Onwillekeurig rangschikte hij haar onder de tallooze schilderende jonge vrouwen, illustratrices, ontwerpsters voor porselein- of behangselfabrieken, die, hard werkend, nog een heelen dobber hebben om haar kost te verdienen.

„Gaat u maar eens mee hiernaast, juffrouw Lytton, dan zal ik u eens onderzoeken!"

Hij ging haar voor naar een donkere, kleine zijkamer, waar, in een afgeschoten deel, een felle lamp brandde en

VIII .