VILLA MORGENROOD

wat een idee om in 't donker te zitten. Was meegegaan, 't Was buiten heerlijk en 'k heb nog kennissen gezien.

— 'k Had 't hier goed en kennissen behoef ik niet.

— Dat zeg je maar, probeerde hij kalm te zeggen, hoewel de drift hem in de keel kriebelde. Ze hoefde geen kennissen, hoefde niemand — ook hem niet. Wanneer hij wegging, zou 't haar onverschillig laten, wellicht zou ze hem niet missen.... zoo min ze Miep miste en Henk.

Toch scheen de ongewone rust Jo geen goed te doen. Haar leven met kleine Bep, waaraan ze zoo graag toegaf, kreeg meer macht over haar, ging drukken en kwellen tot ondragelijk worden toe. Dan blikte ze om met felle vertwijfeling in de oogen, dan kromp ze samen, als een gewond dier. — Bep. . . .o, Bep.... arme.... arme lieveling.... Het leven werd haar te benauwd, ze tastte naar de keel, als wilde ze zich wurgen, maar als verlamd vielen de armen neer. Het alleenzijn werd meer en meer een verschrikking, maar toch liet ze Gerard daar niets van blijken en als hij haar een wandeling aanbood of probeerde haar wat ontspanning te verschaffen, weerde ze kort af, om haar aan haar herinneringen te ontvoeren. Kleine Bep moest ze niet meer herdenken, moest uit h'r gedachten verdwijnen zoo als ze in

de zijne lang was uitgevaagd. Hij haatte het kind immers ...

o, dat wist ze zeker, dat hij 't schepseltje haatte omdat

het zwak was en niet flink Ze kon er honderd bewijzen

van geven. Nu wilde hij haar ook nog de herinnering roo-

ven maar nooit, dat nooit dat laatste gaf zij nooit

prijs.

Toch voelde ze behoefte aan iemand, die haar steun kon zijn, die haar kon opheffen. Dat was niet oude Heinz of Coba, die naar krachten haar probeerden te troosten en te

sterken, dat was ook niet Sonja Maar iemand

iemand moest er toch zijn....

Tobbend en af vond Tilly haar oude vriendin twee dagen na Gerards vertrek. Het gelukte haar Jo wat op te beuren, haar te bewegen voor een wandelingetje en dan de avond bij haar te blijven. Op 't eind kreeg Jo nog allerlei bezwaren, maar Tilly hielp haar in de mantel en reikte h'r hoed aan.