VILLA MORGENROOD

niet. Zou hij loopen? Maar dat gebungel met die koffer .. . De tram dan. Met voorzichtige pasjes ging hij het Stationsplein over, bleef met instappen nog wachten tot de conducteur belde. Zuchtend zette hij zich neer, legde omstandig z'n jas over de knieƫn, als zocht hij zoo voor iets tijd te winnen.

De tram schoof voort, stond, nam weer gang. Gerard staarde door de ruiten naar de auto's die voorbij snorden, de zwaargeladen wagens, die aanhotsten, de m^nschen,

die langs de stoepen gingen Mokum hij ging weer

naar huis....

Uit de tram had hij nog een minuut of vijf te loopen, maar eerst zette hij zijn koffer op de stoep, als moest hij zich voorbereiden voor een zware tocht. Langzaam bukte hij zich om z'n bagage op te nemen, ging dan voort met trage, zware gang.

Vroeger was dat anders, drong het in hem, maar hij weerde zich tegen die herinnering om niet heelemaal ontstemd te geraken. Vroeger ja, als vroeger moest hij

binnenkomen, z'n vrouw omhelzen en zoenen, als in die

oude, goede dagen Wellicht, dat Jo zich dan ook wat

herinneren wilde....

Even stond hij aan de deur, wipte dan met kattespron-

getjes naar boven, drie vier trappen, stond voor z'n

woning. Een oogenblik draalde hij nog, trad dan binnen, een frissche begroeting op de lippen.

Maar Jo was er niet en mal-vreemd stond hij daar midden in 't vertrek nog met de koffer in de hand. Jo was er niet? Beneden dan misschien. Wellicht hoorde ze hem niet naar boven gaan. Wat zou ze dan vreemd opzien, als ze hem thuis vond.

Hij plaatste z'n koffer uit 't gezicht, luisterde of hij haar nog niet hoorde komen. Koud vond hij het. Vreemd, Jo

hield nog al van stoken. Warempel, de kachel was uit

koud als een botje. Was ze dan niet thuis? Ging ze uit? Maar dan al voor lang. Zoo koud als die kachel was en hij bespeurde geen glimpje vuur. Beneden zou hij vragen, maar toen hij de deur opende, stond Coba voor hem.