OP DEN TWEESPRONG

weemoed? Hij had te doen met de menschen, die er woonden in hun buitenhuizen, afgescheiden van de wereld — na een leven van hard werken in Semarang of elders — en nu in de dessa, als uitgestootenen, al was 't dan uit eigen verkiezing! Met Mary zou hij later wonen in Amsterdam, of in Haarlem, dat ging ook nog, — maar verder 't land in, ergens in Santpoort, of in Bennebroek, of Lisse b.v. — dank je! Goed om er met Mary een dag op uit te trekken... och got, dat kind!

Zou de »Vondel« al op de reê liggen?

En in hem groeide een vreemde onrust, nu aanstonds de aarde zou wegzinken en de zee voor hem zou liggen, de zee, die Mary's schip van de vaderlandsche kust hierheen had gedragen. Dat schip zien, zou voor hem zijn: haar zien. Hij sloot de oogen, hij wilde alle indrukken opgeven voor het behoud van haar beeld! Maar dan zag hij zichzelf in de rol van le facheux troisième, wiens verschijnen geen anderen indruk dan dien van schrik zou teweegbrengen! — Stel je voor, Mary zou van hem schrikken, — ze zou met bleeke lippen fluisteren: daar heb je hem alweer, — of zoo iets! Maar dat zou toch de eenige houding zijn, die ze kon aannemen, — hield hij zich voor.

Als hij zich vergiste, ja! Als 't niet waar was, wat hij dacht, — dat zij nog van hem hield, zooals ze 't vroeger had gedaan, met hart en ziel — hoè, dat wist hij alleen — en zij, zij ook wist het, zij wist het — zij had ondervonden in zichzelf, dat je zoo'n liefdesverhouding niet over kunt

doen met een ander Na hun ontmoeting was hij er

stellig van overtuigd, dat zij dat had begrepen.

Hij sloeg de oogen op en zag het licht sterker worden. Hij onderscheidde nu alles in den schemer van den morgen. De vogels waren wakker, hij hoorde het luide kwetteren in een boom. Go ahead! Ook voor hem was de dag begonnen, zijn dag, die hem sterk zou vinden Nee! niet als

een schooier kwam hij, maar als een, die achter zijn daad het besef had van zijn goed recht om te doen, zooals hij deed!

Hij richtte zich op — zijn handen grepen als klemmen