VRIJ EN ONVRIJ

onmachtigen indeelde. En nu leek hem het praten met den luidruchtigen man zoo overbodig en doelloos, dat hij bij een kruispunt gekomen, het maar vlug uitmaakte.

— Adieu, 'k zal wel eens zien, wat 'k voor je kan doen, beloofde hij.

Het plots ietwat beteuterde gezicht van den ander nog eens vriendelijk toeknikkend, drentelde Kroon verder. Hij was nu de Zoutmanstraat ingegaan, passeerde het poortje waar van Haaften zijn atelier had, om te komen op het Prins Hendrikplein, dat hem vooral dezen dag verward en onaangenaam voorkwam in zijn tusschenvorm van plantsoen en plein, waaromheen de drukke lijn drie cirkelde en men eenige jaren geleden een monument voor Goeman Borgesius had geplaatst, een kille negatie van alles wat naar voordracht in een monument zweemde. Wie vond dat nu mooi? Het leek wel, soesde Kroon, alsof bekoring, die uit een kunstwerk spreken mocht, tegenwoordig doodzonde was.

In een der zijstraten van het Prins Hendrikplein beland, overwoog hij een kort bezoek te brengen bij zijn schoonzuster, die dichtbij in de Laan van Meerdervoort woonde. In langen tijd was hij daar niet geweest; zijn kinderen kwamen er niet graag en ook hem trok de echt-Haagsche sfeer daar, van uitgaan en zuinigheid in onevenwichtige verdeeling, niet aan. Maar het lag niet in de trouwheid van zijn aard oude familiebanden te laten glippen. Zoo bleef hij daar komen uit oude gewoonte, doch ook om der wille van zijn kinderen; ooms en tantes bezaten deze niet, behalve de twee zusters van zijn overleden vrouw, Marie, die met een dorpsdokter in Brabant gelukkig getrouwd was, ■waar de kinderen altijd 's zomers veel logeerden en Celine, de mooiste vroeger der drie zusters, die een ambtenaar, een meester in de rechten, had gehuwd. Wat was er veel om dat huwelijk te doen geweest! Kroon was juist stil verloofd, toen Willem van den Bogert en Celine trouwden. Zijn schoonmoeder, een felle vrouw, had dit huwelijk met alle middelen, die haar ten dienste stonden, tegengewerkt. Haar groote grief was, dat van den Bogert uit andere kringen kwam, zooals zij placht te zeggen. Zonder bijzonder uit te blinken had van den Bogert een goede carrière gemaakt,